Updates

Aandelen Nederland

AkzoNobel

Advies
kopen
Aandelen Internationaal

Allianz

Advies
houden
Aandelen Internationaal

Novartis

Advies
houden
Aandelen Nederland

HAL Trust

Advies
kopen
Aandelen Internationaal

Home Depot

Advies
verkopen
Aandelen Nederland

Aegon

Advies
kopen
Aandelen Internationaal

HSBC

Advies
kopen
Aandelen Internationaal

Walmart

Advies
verkopen
Aandelen Internationaal

Siemens

Advies
houden
Aandelen Internationaal

L'Oréal

Advies
houden
Aandelen Internationaal

Enel

Advies
houden

De visie van Fisher Investments Nederland over de hoge energieprijzen en de ontwikkeling van de economie

advertorial

Zet uzelf schrap voor een winter van onvrede en ongenoegen. Dat is een waarschuwing die de laatste weken wereldwijd in alle financiële commentaren naar voren komt, aangezien Europa en het Verenigd Koninkrijk (VK) dit najaar te maken hebben met hoger dan normale aardgas- en elektriciteitsprijzen, en kampen met lage reserves voor de winter, waarin de behoefte aan verwarming doorgaans leidt tot een hoger elektriciteitsverbruik. Veel commentatoren waarschuwen dat dit niet alleen de financiën van huishoudens onder druk zal zetten, maar ook de economische productie zal schaden. Sommigen verwijzen naar de beruchte driedaagse werkweek in het VK in het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw, die voortvloeide uit de rantsoenering van elektriciteit en de negatieve economische gevolgen ervan. Anderen wijzen op de invloed van de hoge energieprijzen op de productiekosten en waarschuwen dat fabrieken in heel Europa en het VK daardoor de productie zouden moeten terugschroeven. Toen twee Britse meststoffabrieken in september tijdelijk sloten, waarschuwden veel commentatoren dat dit slechts het topje van de ijsberg was. Volgens Fisher Investments Nederland is het zeer aannemelijk dat de hoge elektriciteitsprijzen een economisch effect zullen hebben. Toch zijn er ook genoeg redenen om te denken dat de effecten waarschijnlijk niet zo groot zullen zijn als veel commentatoren die we volgen suggereren. In eenvoudige woorden gezegd: de Britse en Europese economieën hebben zich in de loop der jaren aanzienlijk ontwikkeld, waarbij meer groei is gegenereerd en tegelijkertijd minder elektriciteit is verbruikt. Dit maakt de landen volgens ons economisch weerbaarder tegen hoge prijzen, iets dat onvoldoende wordt ingezien.

Bij het bestuderen van de wereldwijde economische geschiedenis hebben wij – en veel andere onderzoekers – geconstateerd dat landen vaak een gelijksoortig ontwikkelingspatroon doormaken: eerst ontwikkelen ze zich van landbouw naar industrie, vervolgens naar diensten en uiteindelijk naar hoogwaardige technologische diensten. Het VK was de eerste economie die deze ontwikkeling doormaakte, dankzij de industriële revolutie in de 19e eeuw. Amerika volgde op de voet, en beide landen maakten in de eerste helft van de 20e eeuw een bloeiperiode door als industriële economieën, ook al werd deze onderbroken door twee wereldoorlogen. Uit de historische analyse van Fisher Investments Nederland blijkt dat noch de Suez-crisis, noch de aanvallen op het VK tijdens de Tweede Wereldoorlog ten koste zijn gegaan van de enorme industriële capaciteit van het VK.

In de tweede helft van de 20e eeuw begon het economisch belang van de dienstensector toe te nemen. Het bankwezen, de detailhandel, de reis- en vrijetijdsbranche en talrijke andere sectoren floreerden. Toch speelde in de jaren zeventig, toen de wereld een energiecrisis doormaakte als gevolg van het olie-embargo door de Arabische landen, de industrie nog steeds een grote rol in de Britse economie. Aan het begin van dat decennium vertegenwoordigde de industriële productie meer dan een vierde van de bruto toegevoegde waarde (BrTW), wat één manier is waarop overheden de nationale economische productie meten (het is nauw verwant aan het begrip bruto binnenlands product, ofwel het bbp).[i] In het algemeen is er veel meer energie nodig om een fabriek en haar vele assemblagelijnen te laten draaien dan om de lichten in een winkel aan te houden en de computers bij een bank te laten draaien. We zijn het daarom eens met degenen die van mening zijn dat de industrie gevoeliger is voor hoge elektriciteitsprijzen dan de dienstensector. En vanuit dat oogpunt was de Britse economie in de jaren zeventig van de vorige eeuw behoorlijk kwetsbaar.

Maar de tijden zijn sindsdien duidelijk veranderd. In 2019, vóór de COVID-lockdowns (om vertekening als gevolg van deze belangrijke gebeurtenis te voorkomen), vertegenwoordigde de industrie slechts 9,7% van de Britse BrTW.[ii] De dienstensector nam daarentegen 79,3% voor zijn rekening, een aanzienlijke stijging ten opzichte van de 59,1% in 1970.[iii] Opgemerkt zij dat hierbij gebruik is gemaakt van gegevens van de Verenigde Naties – de cijfers van de Wereldbank, die sinds halverwege de jaren negentig worden verzameld, zullen afwijken als gevolg van de verschillende methoden die de organisaties hanteren. Geen van beide organisaties is in onze ogen beter dan de andere. Fisher Investments Nederland gebruikt de cijfers van de Verenigde Naties eenvoudigweg omdat hun gegevens over de industriële productie voor alle grote landen het verst teruggaan in de tijd. Maar voor welke cijfers ook wordt gekozen, ze geven allemaal aan dat de dienstensector in de afgelopen 50 jaar de boventoon is gaan voeren, en ze zijn allemaal gebaseerd op vergelijkbare meetmethoden voor de totale BrTW en het bbp.

Pas vanaf 1990, toen het Internationale Energieagentschap gegevens begon te verzamelen, beschikken we over betrouwbare gegevens over het elektriciteitsverbruik. Op dat moment bestond de Britse economie nog steeds voor 18,4% uit industriële productie en voor 68,1% uit dienstverlening.[iv] Voor elk terawattuur (TWh) elektriciteit dat dat jaar werd verbruikt, genereerde het VK een bbp van $5,7 miljard, gemeten op basis van de dollarkoers in 2015 (die we gebruiken om de resultaten in de landen die we hebben onderzocht te normaliseren).[v] In 2019, het laatste jaar waarover we gegevens ter beschikking hebben, steeg dit fors tot $9,7 miljard aan voor inflatie gecorrigeerde productie per TWh verbruikte elektriciteit.[vi] In absolute cijfers is het elektriciteitsverbruik in het VK sinds 2005 gedaald, terwijl de economische productie is toegenomen.[vii] Volgens ons wijst dit alles er sterk op dat het VK meer ingebouwde veerkracht heeft tegen stroomtekorten dan veel commentatoren willen doen geloven.

Soortgelijke trends zijn zichtbaar in de vier grootste economieën van de eurozone (Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje), zij het in verschillende mate. In Bijlage 1 wordt de ontwikkeling getoond van de rol die de industrie sinds 1970 heeft gespeeld in de economie van deze landen. In alle vier de landen is het economisch belang van de industrie sinds 1970 afgenomen, hoewel die langs verschillende wegen is verlopen. Met name sinds de mondiale financiële crisis van 2008–2009 en de schuldencrisis in de eurozone aan het begin van de jaren 2010, zijn de verschillen tussen deze landen groter geworden. Dat blijkt uit de verschillende maten waarin ze hun elektriciteitsefficiëntie hebben verbeterd, zoals blijkt uit Bijlage 2. Zo is die verhoogde efficiëntie in Italië en Spanje pas later op gang gekomen dan in Frankrijk en Duitsland. Volgens Fisher Investments Nederland komt dit waarschijnlijk doordat de industrie in Italië en Spanje aan zowel het begin als het einde van deze periode een groter deel van de nationale productie uitmaakte.

Figuur 1: Het afnemend economisch belang van de industrie

Bron: Afdeling Statistiek van de Verenigde Naties, 22/09/2021. De industrie als percentage van de bruto toegevoegde waarde in Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje, 1970–2019.

Figuur 2: Toename van de elektriciteitsefficiëntie

Bron: Internationaal Energieagentschap (IEA) en de afdeling Statistiek van de Verenigde Naties, 23-09-2021. De analyse is slechts een keer in de vijf jaar en in 2019 uitgevoerd vanwege de beperkte beschikbaarheid van IEA-gegevens.

Op basis van deze gegevens denken we dat de eurozone waarschijnlijk dezelfde ingebouwde veerkracht heeft als het VK. Dat geldt zelfs voor Duitsland, dat nog steeds de reputatie heeft van industriële grootmacht van Europa. Als de hoge elektriciteitsprijzen toch van invloed zijn op de productie van fabrieken, zou dat gecompenseerd moeten worden door het weerstandsvermogen van de dienstensector, dat over het algemeen sterker is dan men aanneemt. Daarom acht Fisher Investments Nederland de kans groot dat de economische resultaten de steeds pessimistischere verwachtingen opnieuw zullen overtreffen, wat tot positieve verrassingen op de aandelenmarkten kan leiden.

Volg ons op social media voor de laatste marktontwikkelingen en updates van Fisher Investments Nederland:

Fisher Investments Nederland is de handelsnaam die wordt gebruikt door de vestiging van Fisher Investments Luxembourg, Sàrl in Nederland (“Fisher Investments Nederland”). Fisher Investments Nederland is geregistreerd in het handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel met het ondernemingsnummer 75045486. Als de Nederlandse tak van Fisher Investments Luxembourg, Sàrl, staat Fisher Investments Nederland onder het toezicht van de Commission de Surveillance du Secteur Financier (“CSSF”) en is geregistreerd bij de Nederlandse Autoriteit Financiële markten.

Dit document bevat de algemene visie van Fisher Investments Nederland en Fisher Investments Europe en dient niet te worden beschouwd als persoonlijk beleggings- of belastingadvies of als een afspiegeling van de prestaties van cliënten. Er wordt niet gegarandeerd dat Fisher Investments Nederland of Fisher Investments Europe deze visie zullen handhaven. Deze kan immers veranderen op grond van nieuwe informatie, analyses of heroverweging. Niets in dit document is als aanbeveling of prognose van marktomstandigheden bedoeld. Het is eerder bedoeld om een standpunt weer te geven. De huidige en toekomstige markten kunnen sterk afwijken van de hier geschetste markten. Bovendien worden geen garanties gegeven met betrekking tot de nauwkeurigheid van eventuele aannames gemaakt in illustraties in dit document. Beleggen op de financiële markten brengt een risico van verlies met zich mee en er is geen garantie dat het belegde kapitaal geheel of gedeeltelijk terugbetaald zal worden. Rendementen uit het verleden bieden geen garantie voor toekomstige rendementen en geven daar geen betrouwbare indicatie van. De waarde en opbrengst van de beleggingen volgen de schommelingen van de wereldwijde aandelenmarkten en van de internationale wisselkoersen.

[i] Bron: Afdeling Statistiek van de Verenigde Naties, 22/09/2021.

[ii] Ibid.

[iii] Ibid.

[iv] Ibid.

[v] Bron: Internationaal Energieagentschap en de afdeling Statistiek van de Verenigde Naties, 23-09-2021.

[vi] Ibid.

[vii] Ibid.