Morgan Stanley | Europese olieconcerns hebben gat te dichten
Dit jaar hebben Amerikaanse olie-aandelen aanmerkelijk beter gepresteerd dan hun Europese tegenhangers. Het gevolg is dat het verschil in waardering nog verder is opgelopen, stelt Morgan Stanley. De bank gebruikt verschillende waarderingsmaatstaven.
Daaronder de verhouding tussen koers en verwachte operationele cash flow per aandeel die voor de Europese oliemajors zo’n 3,9 bedraagt. Amerikaanse olieconcerns zijn op basis van deze maatstaf bijna twee keer zo duur.
Strategie
Daar zijn verschillende redenen voor. De eerste is het verschil in strategie. Europese oliemajors hebben – zeker in de ogen van beleggers – ambitieuze plannen op het gebied van duurzame energie in vergelijking tot Amerikaanse olieconcerns.
Die plannen vragen flinke investeringen in bijvoorbeeld off shore windparken en zonne-energie waarvan de rendementen echter nog onzeker zijn.
Dividend
Daarnaast betalen Europese oliemajors na de dividendverlagingen van vorig jaar een veel lager deel van hun free cash flow – operationele cash flow verminderd met investeringsuitgaven – uit dan Amerikaanse.
Royal Dutch Shell betaalt volgens Morgan Stanley zo’n $5 mrd aan dividend uit. Dat is ongeveer 20% van de voor de komende twaalf maanden verwachte free cash flow. Bij het Amerikaanse Chevron liggen deze cijfers op respectievelijk $10 mrd en 60%.
Gat dichten
Om het waarderingsgat te dichten moeten Europese olieconcerns een groter deel van de free cash flow als dividend uit gaan betalen en/of een deel van hun duurzame energie-activiteiten een eigen beursnotering geven. Daardoor wordt de waarde ervan zichtbaarder voor beleggers.
Morgan Stanley baseert zijn koopadvies voor Shell op een hogere dividendgroei en voor Eni op een potentiële afsplitsing van de duurzame activiteiten.