De investeerder krijgt geen natte voeten
Het noodlot is in dit geval de rivier die door de vallei loopt stroomt over, waardoor wegen onbegaanbaar zijn en op de begane grond van het hotel 20 cm water komt te staan. Wat doe je als eigenaar op zo’n moment? De telefoon pakken om zo snel mogelijk een koper te vinden voor het verzopen hotel, tegen welke prijs dan ook? Dat is niet waarschijnlijk. De kans is groter dat je alles in werking zet om te redden wat er te redden valt en daarna begint aan herstel. Als het water verdwenen is, zullen de klanten geleidelijk aan weer terugkomen en ziet de toekomst er weer rooskleuriger uit.
Het is misschien al duidelijk waar ik naartoe wil met deze column: tegenslag hoort bij het leven, en zeker bij ondernemen. Er zouden weinig ondernemers overblijven als die de gewoonte zouden hebben om bij de eerste de beste tegenslag alles te verkopen. Vreemd genoeg zie je op de aandelenbeurs dit soort gedrag regelmatig. Er zijn ongetwijfeld beleggers die tijdens de recente crash aandelen op behoorlijk lage niveaus hebben verkocht. Aandelenbeleggers zijn geen ondernemers, maar wel mede-eigenaar van een onderneming.
Investeerder of speculant?
Volgens mij was het Benjamin Graham die heeft gezegd dat je als aandeelhouder jezelf moet zien als een investeerder in een bedrijf. Je moet je daarnaar gedragen. Dat is niet een aandeel kopen in de hoop het na een zo kort mogelijke periode tegen een veel hogere prijs te kunnen verkopen aan iemand anders. Dat is speculatie. Met speculatie is op zich ook niets mis, alleen komt er meer risico bij kijken. Het gaat fout als je jezelf ziet als investeerder, maar je gedraagt als een speculant. Een investeerder zou zich niet moeten bezighouden met de resultaten van dit kwartaal, maar met die van de komende vijf of tien jaar.
In deze moeilijke markt is het volgens mij het beste om de les van Graham ter harte te nemen: kijk naar je aandelen zoals de hoteleigenaar naar zijn eigen bedrijf. Zijn de problemen te overwinnen? Hoe ziet de toekomst er de over vijf jaar er uit? Als de antwoorden ‘ja’ en ‘goed’ zijn, is er op zich geen reden tot verkoop. Als aandeelhouder heb je het eigenlijk makkelijk. De hoteleigenaar moet met laarzen, emmer en dweil aan de slag. De aandeelhouder hoeft dit vuile werk niet op te knappen.