Beleggen als aanvulling op uw pensioen
Voor pensioenbeleggers is een hoog rendement niet het belangrijkste. De nadruk ligt meer op een combinatie van vermogensbehoud en een aanvulling op het pensioeninkomen. Waar mogelijk kan verantwoord extra rendement gemaakt worden. We brengen daarvoor het huidige inkomenspotentieel en risico van spaargeld, obligaties en aandelen in kaart. Dat geeft een nieuwe assetallocatie met een defensieve – meer op vermogensbehoud ingestoken – variant en een offensieve variant meer gericht op aanvulling op het pensioeninkomen.
Het plaatsen van spaargeld tot €100.000 per bank met depositogarantiestelsel is de veiligste beleggingsoptie. Alle andere assetcategorieën kennen een groter neerwaarts risico. Bij de Nederlandse grootbanken (ABN Amro, ING, Rabobank) ligt de rente bij een vrij opneembare spaarrekening grofweg op 1,5%. Spaardeposito’s tot vijf jaar bieden rentevergoedingen tot 2,35%. Rabobank biedt op het moment van schrijven met 3,0% vanaf een rentevaste periode van drie à vier jaar iets meer. Een belegger is bij spaardeposito’s qua rente-uitkeringen voorlopig niet afhankelijk van veranderingen in (beleids)rentes en de impact daarvan op coupons en koersen van obligaties of aandelen. Bij vermogens boven de belastingvrije voet van (momenteel) €57.000 per persoon kan beleggen in spaargeld en deposito’s extra interessant zijn. Voor peildatum 1 januari 2025 zal spaargeld grofweg 1,3%-punt minder belast worden dan belegd vermogen als obligaties en aandelen.
Dat betekent dat u boven de drempel meer dan 5,0% aan rendement moet maken op de andere categorieën om een spaardeposito te evenaren. Een risico bij spaardeposito’s is dat de rente op het moment van aflopen sterk gedaald kan zijn en dat herbelegd moet worden tegen (heel) lage rentepercentages. Om dat risico te verminderen is het aan te raden om een deel van de pensioenportefeuille in obligaties te stoppen.
Obligaties
Obligaties worden, afhankelijk van het type, als relatief veilig gezien. Dat beeld verdient nuancering. In de bearmarkt van obligaties van 2022 − veroorzaakt door de combinatie van een laag effectief rendement, stijgende inflatie en renteverhogingen van centrale banken − bleken obligaties niet risicovrij. Particuliere beleggers beleggen veelal in obligaties via ETF’s die bestaan uit een mandje met obligaties die aan het eind van hun looptijd steeds worden vervangen door nieuwe obligaties met hogere of lagere couponrente. Couponbetalingen van solide staats- en bedrijfsobligaties zijn in de regel veilig en bieden pensioenbeleggers een inkomen. Er is echter wel een (tussentijds) neerwaarts koersrisico wanneer de kapitaalmarktrente stijgt.
Hoewel de verwachting is dat de rentes de komende periodes dalen, is dat geen zekerheid. Een scenario met escalerende conflicten in het Midden-Oosten, hogere olieprijzen en een langdurig geblokkeerd Suez-kanaal is bijvoorbeeld niet volledig uit te sluiten en kan de inflatie weer aanjagen. Dan kunnen de verwachte renteverlagingen van centrale banken langer op zich laten wachten, helemaal uitblijven of zelfs in verhogingen omslaan. De negatieve reactie van de obligatiemarkten op de eerder deze maand gepubliceerde Amerikaanse inflatiecijfers is daar een goede illustratie van. In een dergelijk scenario kunt u spaargeld tegen aanhoudend hoge(re) rentepercentages vast wegzetten bij banken. Voor het scenario van rentedalingen is het niettemin wenselijk om ook obligaties in portefeuille te hebben. De koersen hiervan zullen dan oplopen, terwijl de spaarrente zal dalen. En het inkomen uit de obligatie-ETF’s kan nog oplopen, aangezien de leningen die tussen 2018 en 2021 zijn uitgegeven tegen heel lage rentecoupons langzaam maar zeker vervangen worden door leningen met een hogere coupon. Dat vertaalt zich nu al in hogere uitkeringen van veel obligatie-ETF’s.
Voor vermogensbehoud (op korte termijn), uitgaande van niet verder oplopende inflatie, is het wenselijk te beleggen in obligaties met een gering kredietrisico. Obligaties met hoger kredietrisico geven een hogere rentevergoeding, maar ook een verhoogd risico op wanbetalingen via een niet uitgekeerde coupon of (gedeeltelijk) verlies van de hoofdsom. Euro-obligaties genieten de voorkeur om valutarisico’s te beperken. Beleggers met een hogere risicobereidheid om een hoger uitkeringspercentage uit obligaties te halen, kunnen toevoeging van wat high yield-segment aan hun portefeuille overwegen. De uitkeringspercentages op dollar high yield-bedrijfsobligaties liggen met zo’n 6,2% wat hoger dan de 5,5% van eurovarianten, maar dragen wel een valutarisico. Staatsobligaties van opkomende landen geven ook zo’n 5,5% in dollars. De uitkeringsrendementen van investment grade-bedrijfsobligaties (2,8%) en Europese staatsobligaties (2,4%) liggen nog lager. Een en ander is wel afhankelijk van de looptijden.
Aandelen
Aandelen presteren op lange termijn beter dan obligaties en spaargeld. Op korte termijn is het risico op koersdalingen een nadeel. Een voordeel is wel dat dividenduitkeringen kunnen meegroeien met inflatie, hoewel dat nooit gegarandeerd is. In de oorspronkelijke assetallocatie uit de Beleggers Belangen Academy voor pensioenbeleggers waren geen Amerikaanse aandelen opgenomen vanwege de destijds hoge waarderingen, lage dividendpercentages en het bijkomende valutarisico. Dat is nog steeds zo met slechts 1,4% dividendrendement voor de S&P500. Daardoor resteren aandelen met een hoger dividendrendement, voornamelijk uit Europa. Europese aandelen geven voor de huidige situatie de beste combinatie van inkomen, waardering en afwezigheid van valutarisico. De Stoxx Europe 600 Index biedt een dividendrendement van 2,5%.
Door wat meer nadruk op een hoger dividend te leggen, is het te ontvangen dividendrendement wel te verhogen (zie tabel) via bijvoorbeeld de SPDR S&P Euro Dividend Aristocrats ETF (3,8%). Ook een ontwikkelde landen dividend ETF als de VanEck Morningstar Developed Markets Dividend Leaders (4,6%) of de wereldwijde iShares STOXX Global Select Dividend 100 ETF (5,8%) is aantrekkelijk. Door te beleggen in dergelijke dividend ETF’s kan een uitkeringspercentage gerealiseerd worden dat tussen dat van investment corporate bonds en high yield bedrijfsobligaties ligt.
Defensieve allocatie
Bij het defensief profiel is de hoofddoelstelling vermogensbehoud waar dan een bepaald inkomensrendement uit voortvloeit. Hiervoor doen we aannames voor een scenario. Dit is geen exacte wetenschap, de werkelijkheid zal altijd anders uitpakken. Qua neerwaarts risico op aandelen nemen we een forse, maar niet uitzonderlijke daling van 25%. Als aandelen 15% van de portefeuille uitmaken, moet de overige 85% een verlies van 3,75% (15% x 25%) compenseren.
Voor het defensieve profiel willen we niet in risicovolle obligaties zitten en ook geen valutarisico lopen. We komen uit bij euro government- en euro investment grade-bonds. Die keren zo’n 2,5% uit. Een koersdaling is niet uitgesloten, maar normaliter zullen de koersen van veiligere obligaties wat stijgen bij een schok in de economie en aandelenmarkt. Enkele procenten koersstijging met daarbij het uitkeringsrendement geeft de veiligere obligaties 6,0% rendement. Bij 3,0% rente op spaargeld komen we als volgt uit voor het defensieve, op vermogen behouden gerichte, profiel: aandelen 15%, obligaties met minstens investment grade rating 45% en spaargeld 40%. Deze assetallocatie levert zo’n 2,8% aan inkomen op, met mogelijk nog wat opwaarts potentieel als gevolg van stijgende dividenden en hogere couponrentes.
Offensieve allocatie
Om te komen tot een uitkeringspercentage richting de 5,0% is een risicovollere aanpak nodig. Via een combinatie van ETF’s met Europese en wereldwijde hoogdividendaandelen is 5,3% dividendrendement uit aandelen best haalbaar (zie tabel). Europese high yield-bedrijfsobligaties keren momenteel zo’n 5,5% uit. En ook staatsobligaties uit opkomende landen die noteren in Amerikaanse dollars zitten op 5,5%. Boven de 5,0% uitgekeerd krijgen is haalbaar. Echter, dan is de beleggingsportefeuille redelijk uit balans en dus kwetsbaar voor schokken in de financiële wereld.
Daarom gaan we voor het offensieve profiel uit van 20% verdeeld over Europese high yield obligaties, emerging market staatsobligaties en Amerikaanse investment grade bedrijfsobligaties met 5,5% uitkeringsrendement. Voor de veiligere Europese investment grade bedrijfsobligaties ruimen we 15% van de portefeuille in met een rendement van 2,8%. Voor een scenario met stijgende rentes houden we ook nog 15% spaargeld. En 50% zit in de dividendaandelen. Tezamen zou dit tot een uitkeringsrendement (dividenden plus uitgekeerde rente) van 4,8% leiden.
Dividendaandelen en bedrijfsobligaties
In de huidige markt is het al een hele kunst om een beleggingsportefeuille op een veilige manier te beschermen tegen het eroderende effect van de inflatie die zich grofweg tussen de 2,5 en 3,0% bevindt.
Wie bovenop vermogensbehoud een extra inkomen wil genereren moet daarvoor net als in 2016 extra risico nemen via bijvoorbeeld (dividend)aandelen en high yield bedrijfsobligaties.