Column: Schuilen kan niet meer
Op 24 maart 2000 begon de technologiezeepbel leeg te lopen. De S&P500 verloor in de 2,5 jaar daarna 47,4% van zijn waarde, inclusief het ontvangen dividend. In tijden van crisis vluchten beleggers weg van de groeiaandelen en schuilen zij bij defensieve aandelen. Een zo’n defensief aandeel is Kimberly-Clark. Zo lang mensen hun neus snuiten en naar de wc gaan verdient dat bedrijf geld. In de periode dat de S&P500 halveerde, gingen beleggers in Kimberly-Clark er met 4,8% op vooruit, opnieuw met de ontvangen dividenden meegerekend.
De volgende zeepbel in de financiële markten kwam in het jaar 2007. Doordat de centrale banken de rente te lang te laag hadden gehouden, daalde de S&P500 van 9 oktober 2007 tot 9 maart 2009 met 55,2%. Kimberly-Clark ging in die periode met 34,3% onderuit. Een derde van een belegging verliezen is niet fijn, maar het is nog altijd minder erg dan meer dan halveren. Op 16 november 2009 was het verlies van Kimberly-Clark alweer weggewerkt; de belegger in de S&P500 moest wachten tot 26 april 2011.
Het beleid van Quantitative Easing door de centrale banken heeft voor een derde zeepbel gezorgd. Dit is feitelijk te onderbouwen: in de afgelopen jaren gingen de koersen sneller omhoog dan de winsten van bedrijven. De belegger zou kunnen overwegen om weer te gaan schuilen bij Kimberly-Clark, maar de data tonen aan dat dit nu een stuk minder aantrekkelijk is dan in 2000 en 2007. De koers-winstverhouding van Kimberly-Clark is 22,7, flink hoger dan de 17 uit het jaar 2000 en de 16,1 uit 2007. De belegger zal vluchten wanneer de huidige zeepbel uit elkaar barst, maar er zijn helaas geen plekken op de aandelenmarkt waar hij kan schuilen.