Sparen op de beurs kost ook geld
Beleggen doe je voor de lange termijn. Met aandelen kun je veel geld verdienen, maar je kunt ermee ook veel geld verliezen. Er is pas sprake van winst nadat de transactiekosten en andere kosten zijn goedgemaakt. Bruto of netto maakt vooral bij kleine bedragen een wereld van verschil.
Sparen kost tegenwoordig ook al geld, omdat de rente de inflatie niet kan bijbenen. Momenteel ligt de geldontwaarding ruim honderd basispunten boven de spaarrente. Risicoschuwe beleggers krijgen hierdoor een negatieve rente en als voorzichtige spaarder lijd je in feite verlies. Het betekent ook dat je inlevert op je koopkracht, er van uitgaande dat je jaarlijkse loonsverhoging lager is dan het inflatiepercentage en dat er geen vermogensrendementsheffing bijkomt.
Spaarders die meer winst willen puren uit hun geld, hebben de keuze tussen obligaties en aandelen. Omdat veilig geachte staatsobligaties nauwelijks nog rente betalen, wijken veel beleggers uit pure noodzaak uit naar aandelen. Met aandelen kun je meer rendement maken dan dat de inflatie en belastingen er vanaf snoepen, maar je moet ook de kosten in de gaten houden.
Het kopen en verkopen van aandelen kost geld. Als belegger moet je rekening houden met beurstaks, bewaarloon, beheersvergoeding, transactiekosten en diens meer. Die kosten kunnen dodend zijn. Het is daarom verstandig om onderzoek te doen naar de kosten die je gaat maken en om vervolgens de kosten met elkaar te vergelijken. Soms kun je de kosten drastisch verlagen, door uit te wijken naar een zogeheten discount broker. Als je actief handelt, blijft er veel geld aan de strijkstok van transactiekosten hangen.
Iemand die een ton spaargeld op de bank heeft staan tegen 2,5 procent rente heeft aan het einde van het jaar minder koopkracht dan aan het begin. Bovendien slaat de Nederlandse overheid je voor belasting aan omdat zij ervan uitgaat dat je op je vermogen een theoretisch rendement van vier procent hebt gemaakt. Of dit nu al dan niet het geval is, je zult die heffing van 1,2 procent moeten betalen. Dat geldt trouwens voor iedereen wiens vermogen groter is dan 20.000 euro.
Hieronder de matrix met de invloed van transactiekosten op nettorendement in functie van de inleg.
Een voorbeeld: een belegger behaalt een rendement van tien procent. Zonder kosten bedraagt het samengestelde jaarrendement bij een aanhoudperiode van drie maanden 46,4 procent. Wordt echter de beleggingsportefeuille om het half jaar volledig herschikt, dan daalt het rendement naar 21 procent. Bij een kostenstructuur van 10 euro per verrichting daalt bij een ordergrootte van 1.000 euro het nettorendement naar respectievelijk 38,8 en 17,6 procent. Bij transacties van 5.000 euro daarentegen daalt het rendement naar ‘slechts’ 44,9 en 20,3 procent en bij een inleg van 10.000 euro komt het theoretisch rendement in vizier.
Ook al is de matrix een boude simplificatie van de werkelijkheid, uit de resultaten blijkt overduidelijk dat naarmate je met kleinere bedragen belegt en meer handelt, de kostenstructuur het verschil kan maken tussen winst en verlies. Dus let goed op de kosten.
Sparen kost tegenwoordig ook al geld, omdat de rente de inflatie niet kan bijbenen. Momenteel ligt de geldontwaarding ruim honderd basispunten boven de spaarrente. Risicoschuwe beleggers krijgen hierdoor een negatieve rente en als voorzichtige spaarder lijd je in feite verlies. Het betekent ook dat je inlevert op je koopkracht, er van uitgaande dat je jaarlijkse loonsverhoging lager is dan het inflatiepercentage en dat er geen vermogensrendementsheffing bijkomt.
Spaarders die meer winst willen puren uit hun geld, hebben de keuze tussen obligaties en aandelen. Omdat veilig geachte staatsobligaties nauwelijks nog rente betalen, wijken veel beleggers uit pure noodzaak uit naar aandelen. Met aandelen kun je meer rendement maken dan dat de inflatie en belastingen er vanaf snoepen, maar je moet ook de kosten in de gaten houden.
Het kopen en verkopen van aandelen kost geld. Als belegger moet je rekening houden met beurstaks, bewaarloon, beheersvergoeding, transactiekosten en diens meer. Die kosten kunnen dodend zijn. Het is daarom verstandig om onderzoek te doen naar de kosten die je gaat maken en om vervolgens de kosten met elkaar te vergelijken. Soms kun je de kosten drastisch verlagen, door uit te wijken naar een zogeheten discount broker. Als je actief handelt, blijft er veel geld aan de strijkstok van transactiekosten hangen.
Iemand die een ton spaargeld op de bank heeft staan tegen 2,5 procent rente heeft aan het einde van het jaar minder koopkracht dan aan het begin. Bovendien slaat de Nederlandse overheid je voor belasting aan omdat zij ervan uitgaat dat je op je vermogen een theoretisch rendement van vier procent hebt gemaakt. Of dit nu al dan niet het geval is, je zult die heffing van 1,2 procent moeten betalen. Dat geldt trouwens voor iedereen wiens vermogen groter is dan 20.000 euro.
Hieronder de matrix met de invloed van transactiekosten op nettorendement in functie van de inleg.
Een voorbeeld: een belegger behaalt een rendement van tien procent. Zonder kosten bedraagt het samengestelde jaarrendement bij een aanhoudperiode van drie maanden 46,4 procent. Wordt echter de beleggingsportefeuille om het half jaar volledig herschikt, dan daalt het rendement naar 21 procent. Bij een kostenstructuur van 10 euro per verrichting daalt bij een ordergrootte van 1.000 euro het nettorendement naar respectievelijk 38,8 en 17,6 procent. Bij transacties van 5.000 euro daarentegen daalt het rendement naar ‘slechts’ 44,9 en 20,3 procent en bij een inleg van 10.000 euro komt het theoretisch rendement in vizier.
Ook al is de matrix een boude simplificatie van de werkelijkheid, uit de resultaten blijkt overduidelijk dat naarmate je met kleinere bedragen belegt en meer handelt, de kostenstructuur het verschil kan maken tussen winst en verlies. Dus let goed op de kosten.