Inflatieschok of inflatiehobbel?
Inflatie maakt een flinke comeback, althans voor wat betreft het aantal beleggingsstrategen dat over het onderwerp schrijft en niet voor de officiële cijfers. Maar dat laatste kan spoedig veranderen, want de afgelopen weken voorspelden onder meer BlackRock en Vanguard dat de inflatie binnenkort wel degelijk gaat oplopen. Obligatiebeleggers hebben daar al een voorschot op genomen. De rente op Amerikaanse tienjaars-staatsleningen is sinds begin augustus opgelopen van 0,5% naar ruim 1,3%. Vorige week werd inflatievrees bovendien als oorzaak genoemd van een kleine terugval op de westerse aandelenmarkten. Gaat de inflatie daadwerkelijk stijgen en vormt dat een bedreiging voor het positieve aandelenklimaat? De korte antwoorden op die vragen zijn ja en nee.
12 mei
Om te beginnen zijn er heel veel aanwijzingen dat de inflatiecijfers in de loop van 2021 de aandacht gaan opeisen. Obligatiebelegger Mike Riddell van Allianz raadde beleggers onlangs aan om 12 mei te omcirkelen op de kalender. Op die dag worden de Amerikaanse inflatiecijfers over april gepubliceerd. In die maand liet de coronaschok zich vorig jaar het hardste voelen. Door de scherpe daling van de olieprijs dook de benzineprijs in de Verenigde Staten naar het laagste niveau in ruim vier jaar. Sindsdien heeft zich een flink herstel ingezet, zodat Amerikanen inmiddels ruim anderhalf keer zoveel kwijt zijn aan brandstofkosten. Alleen al dit brandstof-effect kan de inflatie in april volgens Riddell opstuwen tot meer dan 3%. Een dergelijke sprong leidt mogelijk tot een schokeffect op financiële markten.
Economen en (centrale) bankiers letten echter vooral op de kerninflatie, exclusief de beweeglijke voedsel- en energieprijzen. Ook die inflatie zit in de lift, aangezien de Amerikaanse economie zich in de loop van het jaar naar verwachting stevig herstelt zodra de virusuitbraak onder controle komt. Het enorme stimuleringspakket dat president Joe Biden door beide huizen van het Congres wil loodsen, wakkert de groei verder aan. Daar komt bij dat op sommige markten al schaarste ontstaat, die meestal leidt tot hogere prijzen. Een goed voorbeeld is de chipmarkt, waar het tekort in sommige segmenten waarschijnlijk pas in de loop van 2022 wordt weggewerkt. Maar de kans dat ook de kerninflatie dit jaar boven de 3% uitkomt is heel erg klein en een stijging tot meer dan 2% zou hooguit tijdelijk zijn en is zeker niet iets voor beleggers om zich zorgen over te maken.
Veelbelovende sectoren
De kans dat een oplopende inflatie een rentezet uitlokt bij de Federal Reserve, is zeer klein. Voorzitter Jerome Powell zal veel liever korte tijd een inflatie tolereren die wat hoger ligt dan de officiële doelstelling, dan het risico te lopen dat hij het economisch herstel in de kiem smoort. Bovendien ziet Powell ongetwijfeld ook liever eerst de werkloosheid (6,3% in januari) dalen richting het niveau van begin 2020 (minder dan 4%) voordat hij aan de rente gaat sleutelen.
Ook in historisch opzicht is een kerninflatie van 1 tot 3% bepaald niet zorgwekkend. De Amerikaanse zakenbank Raymond James analyseerde onlangs dat de S&P500 bij deze niveaus relatief iets beter presteert dan het historisch gemiddelde. In dit soort periodes waren technologie en duurzame consumentengoederen aantrekkelijke beleggingssectoren. Ze bleven het beursgemiddelde in ruim 60% van de onderzochte periodes voor, terwijl telecom- en nutsbedrijven juist relatief zwak presteerden.