Het vreemde contrast tussen beurs en economie
Komende week komt het Amerikaanse cijferseizoen stevig op gang. Beleggers krijgen met deze cijfers een kans om de schade van de coronapandemie weer wat beter in kaart te brengen. Die is waarschijnlijk kleiner dan het zich enkele maanden terug liet aanzien. Dataverzamelaar Factset becijferde dat analisten een winstdaling van 20,5% inprijzen. In het tweede kwartaal daalden de winsten nog met 34,1%.
Wat vooral de aandacht trekt, is dat de winstprognose recent behoorlijk is opgelopen. Eind juni leek zich volgens Factset nog een winstdaling van 24,4% af te tekenen in het derde kwartaal. Het is ongebruikelijk dat de winstschattingen in de loop van het kwartaal stijgen. In de afgelopen twee jaar is dat geen enkele keer gebeurd. En sinds 2015 ging de winstschatting in de loop van een kwartaal met gemiddeld 5% omlaag.
Voor de muziek uit
Over een paar weken kunnen we de balans opmaken en weten we of de winstschade echt meevalt. Maar daar hebben beleggers al een flink voorschot op genomen. Alsof er niets is gebeurd, bereikte de S&P500 in augustus een nieuw koersrecord. Half oktober stond de index bijna 20% hoger dan een jaar eerder.
De Amerikaanse consultancyfirma McKinsey heeft begin deze maand een poging gewaagd om het grote verschil tussen beurs en economie te verklaren. In de eerste plaats wijzen de analisten erop dat corona naar verwachting slechts een tijdelijk effect heeft op bedrijfswinsten. Als de Amerikaanse winsten twee jaar lang 50% lager zouden liggen dan ze anders zouden zijn en daarna terugkeren naar het niveau dat voor de virusuitbraak was ingeprijsd, neemt de huidige waarde van alle toekomstige winsten met slechts 10% af. Nu is dit bepaald geen waterdichte verklaring voor de recente koersrecords, maar het geeft wel aan dat de correctie in maart te ver is doorgeslagen.
Tweedeling in de index
Een tweede reden voor het contrast tussen stijgende beurskoersen en economische malaise ligt in de samenstelling van de index. De S&P500 is geen goede graadmeter voor de breedte van de Amerikaanse aandelenmarkt. Het is de som van het koersverloop van allerlei bedrijven uit uiteenlopende sectoren. Aan de ene kant hebben onder meer energiebedrijven en reisconcerns het heel zwaar. Aan de andere kant worden de winsten van grote technologie- en mediabedrijven meer beïnvloed door andere zaken dan het reilen en zeilen van de economie.
De beurskoers van Apple steeg bijvoorbeeld flink in aanloop naar de introductie van de nieuwe iPhone 12, afgelopen dinsdag. Samen met Google-moederbedrijf Alphabet, Amazon, Facebook en Microsoft is het aandeel goed voor ruim een vijfde van de index. Zonder deze zwaargewichten had 2020 er voor Amerikaanse aandelen heel anders uit gezien.
Drie lessen voor beleggers
Het gat tussen de beursindex en de economie is heel groot. De bouwsector is volgens McKinsey goed voor 20% van de Amerikaanse economie, maar weegt voor minder dan 1% mee in de beursindex. Achter de opmerkelijke spagaat tussen beurs en economie gaan voor beleggers drie lessen schuil.
In de eerste plaats is dat natuurlijk dat je je bij beleggingsbeslissingen niet moet laten leiden door het economische nieuws. Dan ben je altijd te laat. De tweede les is dat je alleen moet beleggen in een ETF in de S&P500, of een andere beurswaarde-gewogen ETF, als je de risico’s voor de heel zwaar meewegende bedrijven scherp in beeld hebt. Zo bereidt Europa strengere regelgeving voor, terwijl het sectorklimaat op de Amerikaanse thuismarkt kan veranderen onder een nieuwe president.
De derde les is dat waardering op de aandelenmarkt nu een minder grote rol speelt dan het extreem ruime monetaire beleid van centrale banken en de enorme stimuleringspakketten van overheden. Als de tweede golf coronabesmettingen doorzet, zal daar voorlopig geen verandering in komen.