Buy-and-hold? Liever niet!
Beleggen doe je voor de lange termijn. Dan wordt de impact van slechte jaren zoals 2008 (-40% voor wereldwijde aandelen) gecompenseerd door mooie rendementen in andere jaren. Sinds 1900 halen aandelen gemiddeld een rendement dat ruim 5 procentpunt boven de inflatie ligt, en het ziet ernaar uit dat beleggers ook de komende jaren beloond zullen worden voor het risico dat ze nemen.
In het jaarlijkse onderzoek Expected Returns gaat fondsenhuis Robeco voor de periode 2021-2025 uit van een gemiddeld rendement van 4,75% voor aandelen uit de ontwikkelde wereld. Voor aandelen uit opkomende landen ligt dat verwachte rendement zelfs op 6,75%. Traditiegetrouw duikt Robeco in de vooruitblik ook dieper in enkele speciale thema’s. Met name het hoofdstuk over trendbeleggen is aanleiding om op een andere manier naar de aandelenwereld te kijken.
Even schrikken
Wie op de Amerikaanse beurs een aandeel kocht en dat zo lang mogelijk vasthield, boekte in de periode 1926 tot 2019 een gemiddeld rendement van -2,8%. Dat buy-and-holdrendement ligt zelfs nog veel lager voor de ontwikkelde aandelenmarkten als geheel: -14,9%. Dat is even schrikken als je gewend bent aan de mooie rendementen uit de eerste alinea. Een belangrijke reden voor het verschil is dat aandelenrendementen niet gelijkmatig verdeeld zijn. Een klein aantal aandelen boekt prachtige rendementen, terwijl het overgrote deel van de beursgenoteerde bedrijven beleggers uiteindelijk een koersverlies oplevert.
Daar komt bij dat koersbewegingen slechts een deel vormen van het totale rendement. In de tien jaar voordat General Motors in 2009 failliet ging, daalde de koers van $93 naar $0,61. Dat komt neer op een koersrendement van -99%. In de jaren voor het faillissement, keerde de autofabrikant ruim $64 mrd uit via dividend en aandeleninkoop. Hierdoor was het uiteindelijke rendement voor buy-and-holdbeleggers toch positief, ondanks de enorme koersdaling.
Om te kijken hoeveel er overblijft voor beleggers, is het derhalve beter om behalve naar koersrendement ook het dividend en aandeleninkoop mee te nemen in de berekening. Ook in het geval van deze totale waardecreatie blijkt duidelijk dat de onderlinge rendementsverschillen heel groot zijn. De Amerikaanse professor Hendrik Bessembinder heeft berekend dat over de afgelopen negentig jaar de waardecreatie op Wall Street te danken is aan slechts 4% van de aandelen. Op wereldniveau is de groep winnaars nóg kleiner. De afgelopen dertig jaar was 1,3% van de aandelen goed voor de totale waardecreatie op 42 grote aandelenmarkten.
buy-and-hold-strategie
De sector waarin een onderneming actief is, heeft veel impact op de waardecreatie. Een softwarebedrijf was op de lange termijn bijvoorbeeld een betere belegging geweest dan een staalfabrikant. Beleggers moeten er rekening mee houden dat er ook in de toekomst een enorm verschil blijft bestaan tussen winnaars en verliezers op de beurs en dat het onverstandig is om te stevig vast te houden aan een buy-and-hold-strategie.
Zowel individuele aandelen als complete sectoren kunnen soms een lange periode doormaken waarin voor aandeelhouders geen of zelfs negatieve waarde wordt gecreëerd. Voorlopig zijn de winnaars vooral te vinden bij bedrijven die kunnen bogen op waardevolle immateriële vaste activa: een sterke merknaam die het vertrouwen wekt van klanten, of een technologische voorsprong.