Aandelen Internationaal
Het kan u niet zijn ontgaan dat de aandelenmarkten sinds eind vorig jaar kampen met vele plagen, waarvan de dalende olieprijs en de zorgen over de wereldeconomie de grootste impact hebben. Daar kwamen afgelopen week nog de problemen in het Europese bankwezen bij, meer bepaald bij de Italiaanse Banca Monte dei Paschi di Siena en de Portugese Novo Banco. Bij Novo Banco, het afgesplitste ‘gezonde’ deel van de in 2014 in problemen gekomen Banco Espirito Santo, draait het om de vraag in hoeverre de senior obligatiehouders, veelal institutionele beleggers, onder de nieuwe Europese regelgeving geraakt kunnen worden door de tekorten bij het ongezonde deel van de bank. Op de achtergrond speelt ook de onenigheid over dit vraagstuk mee tussen de Bank of Portugal en de eind vorig jaar aangetreden premier António Costa. Ook de Banca Monte dei Paschi di Siena is een befaamde Zuid-Europese probleembank. Al ruim een jaar is duidelijk dat de Italiaanse bank vanwege de grote hoeveelheid ‘slechte leningen’ niet zelfstandig kan voortbestaan, maar het is nog niet gelukt om een overnamepartner te vinden. De zorgen zijn hierover vooral zo groot omdat de regering van premier Matteo Renzi er maar nier in slaagt een nationale ‘bad bank’ te creëren.
Al deze Zuid-Europese bankenproblemen hebben niet alleen de aandelen van de Portugese en Italiaanse banken doen kelderen – afgelopen week behoorde met slotkoersen van dinsdag zowel de Portugese PSI (-8,9%) als de Italiaanse FTSE MIB (-5,5%) tot de tien grootste dalers van de 93 hoofdgraadmeters die persbureau Bloomberg bijhoudt – maar ook de Europese bankensector als geheel. De STOXX Europe 600 Banks van 46 Europese banken ging afgelopen week -6,9% onderuit. Uiteraard verloor de Banca Monte dei Paschi di Siena fors, (-29,4%) alsmede de Banco Comercial Português (-23,4%), de grootste bank van Portugal. Maar zij trokken onder meer Deutsche Bank (-10,3%), BNP Paribas (-9,7%) en ING (-6,3%) met zich mee, waarmee deze grote Noord-Europese banken hun daling sinds de zomer doorzetten. Voor alle drie de banken hanteren wij overigens een houdadvies.
De misère in het bankwezen was afgelopen week een belangrijke reden dat Europese aandelen in tegenstelling tot vorig jaar opnieuw achterbleven bij Amerikaanse. Met slotkoersen van dinsdag rendeerde de breed samengestelde Stoxx600 -3,0%, waarmee het resultaat over geheel 2016 tot nu toe uitkwam op -9,0%. Daarentegen hield de Amerikaanse tegenhanger van de Stoxx600 de schade beperkt. Met slotkoersen van dinsdag rendeerde de S&P500 in de afgelopen week -2,2%, wat het resultaat over geheel 2016 tot nu toe bracht op -8%.
Met de voortdurende negatieve impact van de dalende olieprijs en de teleurstellende economische verwachtingen zouden we bijna vergeten dat het cijferseizoen afgelopen week redelijk van start is gegaan, zeker in Europa. De omzetcijfers van Tesco over het laatste kwartaal werden althans vorige week door beleggers goed ontvangen. Op weekbasis rendeerde het aandeel van de Britse retailer +2,5% tegenover -0,9% voor de FTSE100. En vooral op basis van de dinsdag gepresenteerde jaarcijfers bedroeg het koersresultaat van het Brits-Nederlandse Unilever +1,7%, tegenover -2,1% voor de AEX. Daarentegen gingen op Wall Street twee bedrijven die cijfers presenteerden hard onderuit. Het weekrendement van IBM bedroeg -3,8% en van Intel -7,1%, tegenover een weekrendement van -2,3% voor de Dow Jones, waarvan beide technologiebedrijven deel uitmaken. Volgende week regent het opnieuw cijfers, maar blijven de olieprijs en de macrocijfers het sentiment op de beurzen bepalen.