De beursspiegel van de G2O
Op de G20-top in Sint-Petersburg profileerde Poetin zijn land als volwaardige evenknie van grootmacht Verenigde Staten. Op de beurs liggen de zaken toch even anders, daar is Rusland verwikkeld in een achterhoedegevecht met Brazilië en Turkije.
Afgelopen weekend verzamelde de politieke wereldtop zich in het Russische Sint-Petersburg om over de mondiale economie te praten. De top van de G20 werd echter overschaduwd door de kwestie Syrië. De verdeeldheid is erg groot. Vooral de regeringleiders uit de BRIC-landen vrezen dat de militaire interventie voor de wereldeconomie bijzonder slecht zal uitpakken.
Als gastheer van de G20 liet de Russische president Vladimir Poetin geen kans onbenut om zijn land te profileren als economische en politieke grootmacht. De boodschap naar het publiek was duidelijk: Rusland staat op gelijke voet met de Verenigde Staten en als het moet dan biedt Poetin, ook aan president Barack Obama, weerwoord.
Of Poetin die boodschap ook kan overbrengen naar de financiële markten is twijfelachtig. Op de Moscow Interbank Currency Exchange, een van de grootste beurzen in Rusland, dalen de koersen al enige tijd, terwijl Wall Street in de ban is van nieuwe records. Micex, de graadmeter voor Russische aandelen, verloor dit jaar al twaalf procent van zijn pluimen versus 17 procent winst voor de S&P 500. Een blik op de beursspiegel van de G20-landen leert dat in 2013 enkel de Braziliaanse Bovespa en de Turkse BIST National 100 nog slechter presteren dan Rusland en dat enkel de Argentijnse en Japanse aandelenmarkten nog beter doen dan Wall Street.
Ook over de voorbije tweeënhalf jaar presteerden Amerikaanse aandelen beduidend beter dan Russische. Het jaargemiddelde van de S&P 500 kruipt richting de tien procent, dat van de Micex overtreft de min 15 procent. Wall Street zit andermaal in de top drie en moet enkel Japan en Zuid-Afrika voor zich dulden. Rusland daarentegen is tout court de hekkensluiter van dienst.
Maar gemeten vanaf 2000 doen Russische aandelen het duidelijker beter. Meer nog: met een jaarrendement van 18,7 procent voeren zij zelfs het landenklassement van de G20 aan. Indonesië en Argentinië leggen eervol beslag op de tweede en de derde plaats. Italië, Japan en Frankrijk sluiten de rijen. En de Verenigde Staten? Wall Street zoekt naarstig aansluiting met de middenmoot, net als Europese aandelen in zijn geheel.
Wat is er dan de afgelopen jaren gebeurd dat Amerikaanse aandelen zoveel beter presteren dan Russische? In feite is het te herleiden tot twee factoren. Na een aantal moeilijke jaren is de Amerikaanse economie onderwerp van een renaissance. De invloed van schaliegas beperkt zich niet alleen tot Noord-Amerika, maar is inmiddels wereldwijd voelbaar.
De reden voor de slechte prestatie van Rusland is terug te voeren naar de niet-ingeloste verkiezingsbeloften van Poetin. Tot een maand na de presidentsverkiezingen stegen in Moskou de beurskoersen, maar daarna begonnen zij te dalen. Beleggers hadden snel door dat van de beloofde hervormingen weinig in huis zou komen. De economie bleef grotendeels hetzelfde en het land is nog steeds afhankelijk van de export van grondstoffen. Er zijn bovendien geen aanwijzingen dat er zich een industrie ontwikkelt die los daarvan op de wereldmarkt kan concurreren.
Afgelopen weekend verzamelde de politieke wereldtop zich in het Russische Sint-Petersburg om over de mondiale economie te praten. De top van de G20 werd echter overschaduwd door de kwestie Syrië. De verdeeldheid is erg groot. Vooral de regeringleiders uit de BRIC-landen vrezen dat de militaire interventie voor de wereldeconomie bijzonder slecht zal uitpakken.
Als gastheer van de G20 liet de Russische president Vladimir Poetin geen kans onbenut om zijn land te profileren als economische en politieke grootmacht. De boodschap naar het publiek was duidelijk: Rusland staat op gelijke voet met de Verenigde Staten en als het moet dan biedt Poetin, ook aan president Barack Obama, weerwoord.
Of Poetin die boodschap ook kan overbrengen naar de financiële markten is twijfelachtig. Op de Moscow Interbank Currency Exchange, een van de grootste beurzen in Rusland, dalen de koersen al enige tijd, terwijl Wall Street in de ban is van nieuwe records. Micex, de graadmeter voor Russische aandelen, verloor dit jaar al twaalf procent van zijn pluimen versus 17 procent winst voor de S&P 500. Een blik op de beursspiegel van de G20-landen leert dat in 2013 enkel de Braziliaanse Bovespa en de Turkse BIST National 100 nog slechter presteren dan Rusland en dat enkel de Argentijnse en Japanse aandelenmarkten nog beter doen dan Wall Street.
Ook over de voorbije tweeënhalf jaar presteerden Amerikaanse aandelen beduidend beter dan Russische. Het jaargemiddelde van de S&P 500 kruipt richting de tien procent, dat van de Micex overtreft de min 15 procent. Wall Street zit andermaal in de top drie en moet enkel Japan en Zuid-Afrika voor zich dulden. Rusland daarentegen is tout court de hekkensluiter van dienst.
Maar gemeten vanaf 2000 doen Russische aandelen het duidelijker beter. Meer nog: met een jaarrendement van 18,7 procent voeren zij zelfs het landenklassement van de G20 aan. Indonesië en Argentinië leggen eervol beslag op de tweede en de derde plaats. Italië, Japan en Frankrijk sluiten de rijen. En de Verenigde Staten? Wall Street zoekt naarstig aansluiting met de middenmoot, net als Europese aandelen in zijn geheel.
Wat is er dan de afgelopen jaren gebeurd dat Amerikaanse aandelen zoveel beter presteren dan Russische? In feite is het te herleiden tot twee factoren. Na een aantal moeilijke jaren is de Amerikaanse economie onderwerp van een renaissance. De invloed van schaliegas beperkt zich niet alleen tot Noord-Amerika, maar is inmiddels wereldwijd voelbaar.
De reden voor de slechte prestatie van Rusland is terug te voeren naar de niet-ingeloste verkiezingsbeloften van Poetin. Tot een maand na de presidentsverkiezingen stegen in Moskou de beurskoersen, maar daarna begonnen zij te dalen. Beleggers hadden snel door dat van de beloofde hervormingen weinig in huis zou komen. De economie bleef grotendeels hetzelfde en het land is nog steeds afhankelijk van de export van grondstoffen. Er zijn bovendien geen aanwijzingen dat er zich een industrie ontwikkelt die los daarvan op de wereldmarkt kan concurreren.