Updates

Aandelen Internationaal

Allianz

Advies
houden
Aandelen Internationaal

Novartis

Advies
houden
Aandelen Nederland

HAL Trust

Advies
kopen
Aandelen Internationaal

Home Depot

Advies
verkopen
Aandelen Nederland

Aegon

Advies
kopen
Aandelen Internationaal

HSBC

Advies
kopen
Aandelen Internationaal

Walmart

Advies
verkopen
Aandelen Internationaal

Siemens

Advies
houden
Aandelen Internationaal

L'Oréal

Advies
houden
Aandelen Internationaal

Enel

Advies
houden
Aandelen Nederland

ASML

Advies
kopen
Aandelen Nederland

ABN Amro

Advies
houden

Updates

Aandelen Internationaal

Allianz

Advies
houden
Aandelen Internationaal

Novartis

Advies
houden
Aandelen Nederland

HAL Trust

Advies
kopen
Aandelen Internationaal

Home Depot

Advies
verkopen
Aandelen Nederland

Aegon

Advies
kopen
Aandelen Internationaal

HSBC

Advies
kopen
Aandelen Internationaal

Walmart

Advies
verkopen
Aandelen Internationaal

Siemens

Advies
houden
Aandelen Internationaal

L'Oréal

Advies
houden
Aandelen Internationaal

Enel

Advies
houden
Aandelen Nederland

ASML

Advies
kopen
Aandelen Nederland

ABN Amro

Advies
houden
Opinie Ivan Snurer, 18 feb 2013 09:47

Verbale strijd en de Big Mac

0 0 Leestijd ongeveer

De strijd om de zwakste munt is een spel met meerdere landen. Sinds november is de yen 20 procent gezakt, tot ongenoegen van zijn handelspartners. Op basis van de Big Mac-index is de Japanse munt echter 20 procent ondergewaardeerd. En de euro?

Volgens de hamburgerindex is die 12 procent te duur. De wisselkoers van de Europese munt is sinds juli behoorlijk opgelopen. Tegenover de Amerikaanse dollar noteert de euro 8,5 procent hoger en tegenover de Japanse yen zelfs bijna 25 procent.

Shinzo Abe, de nieuwe premier van Japan, probeert met een ambitieus investeringsplan definitief komaf te maken met het deflatiespook en de economische groei structureel met twee procentpunt op te schroeven. Daar hoort een expansief monetair beleid van de Bank of Japan bij, waardoor de koers van de yen omlaag gaat. Wat op zijn beurt goed is voor de Japanse export.

Dit is precies hetzelfde wat ze in Amerika al jaren doen. De Federal Reserve liet onlangs nog weten dat ze het opkopen van obligaties staakt zodra blijkt dat de economie voldoende sterk is. Het Amerikaanse stelsel van centrale banken creëert sinds het prille begin van de financiële crisis volop geld met als doel de nationale economie te stimuleren en de dollar zo goedkoop mogelijk te maken wat de export bevordert.

De angst voor een valutaoorlog laaide op toen de nieuwbakken eerste minister bij de eerste de beste gelegenheid de koers van de yen omlaag praatte. In aanloop naar de verkiezingen had zijn partij aan iedereen die het wilde weten verteld dat ze rigoureus de geldpolitiek van de Verenigde Staten zouden overnemen. In concreto: de Japanse centrale bank zal kwistig geld drukken.

Nadat Abe in november als nieuwe premier de koers van de yen doelbewust lager had gepraat, vreesden sommigen een muntoorlog. Elke open economie is gebaat bij een zwakke munt. Het verbetert de exportpositie. Als echter een economische grootmacht de geldkraan open draait en zo zijn munt zo veel mogelijk devalueert, dan destabiliseert dat de internationale handel en lijden buitenlandse investeerders verlies op hun investeringen waardoor zij minder snel in dat land investeren.

In Europa klaagt vooral Frankrijk steen en been over de dure euro. Het zou de export van Franse wijn afremmen. Opvallend is wel dat de Duitse automobielindustrie nauwelijks hinder ondervindt van de dure euro. Ze is nochtans evenzo afhankelijk van de export. De strijd om de zwakste munt om alzo ten opzichte van andere landen een competitief voordeel op te bouwen is een spel dat door meerdere landen gespeeld wordt. De waarde van de munt alleen is niet echter zaligmakend, kwaliteit en productiviteit spelen daarbij ook een belangrijke rol. Het spel met interventies is ook niet zonder gevaar. Een land dat de waarde van zijn munt devalueert, creëert inflatie en zal moeten afrekenen met hogere rentelasten, wat slecht is voor de economie. In Brazilië weten ze daar alles van. Het land heeft zijn buik vol van zijn te goedkope real. De inflatie is al opgelopen tot 5,5 procent en blijft stijgen.

Om te beoordelen of een munt duur of goedkoop is, ontwikkelde The Economist in 1986 de Big Mac-index. Een redactrice van het Britse zakenblad vergeleek op een ludieke wijze de koopkracht tussen verschillende munten aan hand van de Big Mac. De hamburger van McDonald’s is op een paar kleine verschillen na overal ter wereld hetzelfde en desondanks varieert de prijs sterk. In Japan kostte eind januari een Big Mac 320 yen, omgerekend 3,51 dollar. In de Verenigde Staten telde je bij McDonald’s voor precies dezelfde hamburger 4,37 dollar neer. Hetgeen inhoudt dat de yen tegenover de dollar 20 procent ondergewaardeerd is.

De euro daarentegen was op het moment van de berekening 12 procent overgewaardeerd. In de eurozone betaal je voor een Big Mac 3,59 euro, ofwel gemiddeld 4,88 dollar. Een Big Mac kost in Nederland 3,45 euro, ofwel 4,68 dollar. Dit komt overeen met een overwaardering van 7 procent, ongeveer de helft van het Europese gemiddelde. Belgen en Italianen lijden het meest onder de dure euro, daar betaal je 3,80 respectievelijk 3,85 euro voor een hamburger, een overwaardering van 18 dan wel 20 procent.

Volgens de Big Mac-index zijn de Noorse en Zweedse kroon, de Zwitserse frank met voorop de Venezolaanse bolivar de meest overgewaardeerde munten. Aan de andere kant van het spectrum vindt je de Indiase roepie, de Zuid-Afrikaanse rand en de Hongkong dollar. Ook de Russische roebel en de Chinese yuan zijn behoorlijk ondergewaardeerd.

Het feit dat de yuan erg goedkoop is, is de traditionele industrielanden al langer een doorn in het oog. Nog vorige week lag China bij de besprekingen van de G20 dwars. Naast de uitstippeling van een gezamenlijk begrotingsbeleid kwam in Moskou ook het wisselkoersmechanisme aan bod. De ministers van Financiën van de G20-landen drongen aan op een openbare veroordeling van Japan, maar dat stuitte op verzet van China. Of uit eigenbelang of ze hadden de Big Mac-index erg goed bestudeerd.

@ Ivan Snurer

Volgens de hamburgerindex is die 12 procent te duur. De wisselkoers van de Europese munt is sinds juli behoorlijk opgelopen. Tegenover de Amerikaanse dollar noteert de euro 8,5 procent hoger en tegenover de Japanse yen zelfs bijna 25 procent.

Shinzo Abe, de nieuwe premier van Japan, probeert met een ambitieus investeringsplan definitief komaf te maken met het deflatiespook en de economische groei structureel met twee procentpunt op te schroeven. Daar hoort een expansief monetair beleid van de Bank of Japan bij, waardoor de koers van de yen omlaag gaat. Wat op zijn beurt goed is voor de Japanse export.

Dit is precies hetzelfde wat ze in Amerika al jaren doen. De Federal Reserve liet onlangs nog weten dat ze het opkopen van obligaties staakt zodra blijkt dat de economie voldoende sterk is. Het Amerikaanse stelsel van centrale banken creëert sinds het prille begin van de financiële crisis volop geld met als doel de nationale economie te stimuleren en de dollar zo goedkoop mogelijk te maken wat de export bevordert.

De angst voor een valutaoorlog laaide op toen de nieuwbakken eerste minister bij de eerste de beste gelegenheid de koers van de yen omlaag praatte. In aanloop naar de verkiezingen had zijn partij aan iedereen die het wilde weten verteld dat ze rigoureus de geldpolitiek van de Verenigde Staten zouden overnemen. In concreto: de Japanse centrale bank zal kwistig geld drukken.

Nadat Abe in november als nieuwe premier de koers van de yen doelbewust lager had gepraat, vreesden sommigen een muntoorlog. Elke open economie is gebaat bij een zwakke munt. Het verbetert de exportpositie. Als echter een economische grootmacht de geldkraan open draait en zo zijn munt zo veel mogelijk devalueert, dan destabiliseert dat de internationale handel en lijden buitenlandse investeerders verlies op hun investeringen waardoor zij minder snel in dat land investeren.

In Europa klaagt vooral Frankrijk steen en been over de dure euro. Het zou de export van Franse wijn afremmen. Opvallend is wel dat de Duitse automobielindustrie nauwelijks hinder ondervindt van de dure euro. Ze is nochtans evenzo afhankelijk van de export. De strijd om de zwakste munt om alzo ten opzichte van andere landen een competitief voordeel op te bouwen is een spel dat door meerdere landen gespeeld wordt. De waarde van de munt alleen is niet echter zaligmakend, kwaliteit en productiviteit spelen daarbij ook een belangrijke rol. Het spel met interventies is ook niet zonder gevaar. Een land dat de waarde van zijn munt devalueert, creëert inflatie en zal moeten afrekenen met hogere rentelasten, wat slecht is voor de economie. In Brazilië weten ze daar alles van. Het land heeft zijn buik vol van zijn te goedkope real. De inflatie is al opgelopen tot 5,5 procent en blijft stijgen.

Om te beoordelen of een munt duur of goedkoop is, ontwikkelde The Economist in 1986 de Big Mac-index. Een redactrice van het Britse zakenblad vergeleek op een ludieke wijze de koopkracht tussen verschillende munten aan hand van de Big Mac. De hamburger van McDonald’s is op een paar kleine verschillen na overal ter wereld hetzelfde en desondanks varieert de prijs sterk. In Japan kostte eind januari een Big Mac 320 yen, omgerekend 3,51 dollar. In de Verenigde Staten telde je bij McDonald’s voor precies dezelfde hamburger 4,37 dollar neer. Hetgeen inhoudt dat de yen tegenover de dollar 20 procent ondergewaardeerd is.

De euro daarentegen was op het moment van de berekening 12 procent overgewaardeerd. In de eurozone betaal je voor een Big Mac 3,59 euro, ofwel gemiddeld 4,88 dollar. Een Big Mac kost in Nederland 3,45 euro, ofwel 4,68 dollar. Dit komt overeen met een overwaardering van 7 procent, ongeveer de helft van het Europese gemiddelde. Belgen en Italianen lijden het meest onder de dure euro, daar betaal je 3,80 respectievelijk 3,85 euro voor een hamburger, een overwaardering van 18 dan wel 20 procent.

Volgens de Big Mac-index zijn de Noorse en Zweedse kroon, de Zwitserse frank met voorop de Venezolaanse bolivar de meest overgewaardeerde munten. Aan de andere kant van het spectrum vindt je de Indiase roepie, de Zuid-Afrikaanse rand en de Hongkong dollar. Ook de Russische roebel en de Chinese yuan zijn behoorlijk ondergewaardeerd.

Het feit dat de yuan erg goedkoop is, is de traditionele industrielanden al langer een doorn in het oog. Nog vorige week lag China bij de besprekingen van de G20 dwars. Naast de uitstippeling van een gezamenlijk begrotingsbeleid kwam in Moskou ook het wisselkoersmechanisme aan bod. De ministers van Financiën van de G20-landen drongen aan op een openbare veroordeling van Japan, maar dat stuitte op verzet van China. Of uit eigenbelang of ze hadden de Big Mac-index erg goed bestudeerd.

@ Ivan Snurer