De bewegingen op de internationale aandelenmarkten werden de afgelopen week vrijwel geheel bepaald door het Britse EU-referendum van volgende week donderdag. Sinds eind vorige week diverse polls aangaven dat de voorstanders van de Brexit terrein winnen, hadden de verkopers op het overgrote deel van de beurzen de overhand. De zwaarste klappen vielen op de handelsvloeren in de eurozone, maar ook de overige Europese beurzen, Wall Street en de opkomende markten onttrokken zich niet aan de malaise.
Brussel, Frankfurt, Parijs, Madrid en Athene boekten weekrendementen (slotkoersen dinsdag) tussen de -6,5 en -9,5%. De breed samengestelde pan-Europese Stoxx600, inclusief Britse aandelen, sloot de week af op -7,4% en de Stoxx50, zonder Britse aandelen, deed -8,0%. Binnen beide indices waren de verliezen van de banken het zwaarst. Santander, Deutsche Bank en BNP Paribas behaalden weekrendementen tussen de -10 en -15%. Wij achtten deze banken overigens al niet koopwaardig.
Maar bij een verkoopgolf zoals in de afgelopen week zijn de aandelen met een positief rendement ook in andere sectoren niet of nauwelijks te vinden. Binnen de Stoxx50 boekten alle vijftig aandelen afgelopen week een negatief rendement, en binnen de Stoxx600 noteerden welgeteld vier van de zeshonderd fondsen een (kleine)plus. Het betrof hier een kwartet Britse fondsen, waaronder de mijnbouwbedrijven Fresnillo en Randgold Resources.
Bovenstaande doet wellicht vermoeden dat de angst voor een mogelijk vertrek van de Britten uit de Europese Unie in Londen minder groot was dan op het continent, maar dat is helaas nauwelijks het geval. De FTSE100 deed het qua weekrendement met -5,7% slechts iets beter dan de Duitse DAX en de Franse CAC. En van de 101 fondsen binnen deze Britse hoofdgraadmeter waren de genoemde mijnbouwers Fresnillo en Randgold de enige twee winnaars in de afgelopen week.
Beduidend minder angstig voor een mogelijke Brexit toonden zich de beleggers op Wall Street. Zowel de Dow Jones (-1,5%) als de S&P500 (-1,7%) beleefden een ‘normale’ slechte week. Daarmee was New York de afgelopen week echter wel een oase van rust: in onder meer Shanghai (-3,3%) en Tokio (-4,9%) liepen beleggers hardere klappen op. Overigens waren er de afgelopen week geen hoofdgraadmeters in de ontwikkelde landen die een positief rendement lieten zien.
De verwachte koersbewegingen als gevolg van de toenemende nervositeit over het Britse EU-referendum bieden beleggers uiteraard volop koopkansen, maar dan moet u er wel tegen kunnen als de aandelen die u nu koopt eerst nog verder dalen. Tot en met de dag van het referendum zullen de koersen naar verwachting blijven meebewegen met de kansen dat de Britten voor een vertrek uit de EU stemmen, en forse uitslagen in de dagen en weken na 23 juni zijn zeker niet uit te sluiten.
Het probleem is wel dat timing in het algemeen, en bij een evenement als verkiezingen in het bijzonder, zeer moeilijk tot vrijwel onmogelijk is, zoals ook Bob Homan, hoofd van de ING Investment Office, eerder deze maand in een gesprek met ons verkondigde. En ook wij hebben sinds vorige week in de toegenomen kansen op een Brexit geen aanleiding gezien om wijzigingen aan te brengen in onze adviezen op Nederlandse aandelen en onze aanbevelingen op internationale fondsen.
Daarmee moeten particuliere beleggers zich ook realiseren dat de richting van de beurzen na het referendum weer door veel meer zal worden bepaald dan door de plaats van het Verenigd Koninkrijk in de EU. Hét keerpunt op de aandelenmarkten in afgelopen jaar was medio februari, toen de olieprijs het dieptepunt bereikte. Olie kwam vorige week voor het eerst sinds juli vorig jaar boven de $50. Ook het centrale-bankenbeleid en de halfjaarcijfers zullen de aandacht voor een Brexit weer doen afnemen.
Lees ook: Onheilsteken USD/CNY