Het Europees Parlement, één van de drie EU-instellingen waar het beleid wordt bepaald en de besluiten worden genomen, benoemt de Europese Commissie (EC). De EC stelt de wetsvoorstellen op en is hoedster van de verdragen en wetgeving, die door het parlement worden goedgekeurd. Hoewel de kiezers veel meer oog hebben voor nationale verkiezingen, heeft het Europees Parlement dus heel wat te zeggen over de wetgeving – met name economische wetgeving, aangezien het bedrijfsleven en de internationale handel vaak op EU-niveau worden gereguleerd. Het Europees Parlement is de enige instelling in de EU die de Europese kiezers rechtstreeks vertegenwoordigt. Veel kiezers zien deze verkiezingen dan ook als een gelegenheid om het EU-beleid te beïnvloeden of af te keuren.
Na de brexit zal het Europees Parlement 705 zetels te verdelen hebben, voor een termijn van vijf jaar.[ii] (Het is weliswaar mogelijk dat het VK tot na de verkiezingen van mei in de EU blijft, maar zelfs de Britse politici zien het niet zitten om de stemming te betwisten.) Om deze zetels wordt gestreden tussen de drie grootste EU-partijen en vijf belangrijke kleinere partijen die van belang kunnen zijn bij parlementaire coalities. De drie grote partijen zijn de centrumrechtse Europese Volkspartij (EVP, momenteel 217 zetels), de centrumlinkse Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten (S&D), 190 zetels) en in het centrum de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE, 70 zetels).[iii]
Momenteel wordt het parlement beheerst door een grote coalitie van de drie grootste partijen, die circa 70% van de zetels heeft. Volgens ons zijn dat echter veeleer brede allianties van nationale partijen dan afzonderlijke partijen. Zo zitten er in de EVP vertegenwoordigers van nationale centrumrechtse partijen zoals Angela Merkel van de Duitse Christendemocraten en Sebastian Kurz (alias Wunderwuzzi) van de Oostenrijkse ÖVP. Hetzelfde zien we bij de S&D vertegenwoordigers uit socialistische partijen, met Andrea Nahles van de Duitse SPD en Nicola Zingaretti van de Italiaanse Partito Democratico.
De populistische partijen – waaronder een paar eurosceptische – hebben momenteel 20% van de zetels in het Europees Parlement. Dit is het punt van zorg, want in sommige financiële media hebben we gezien dat werd gevreesd dat deze partijen in mei heel wat meer zetels zullen veroveren. Dat zou dan tot instabiliteit leiden, en tot turbulenties op de aandelenmarkten vanwege verdeeldheid in het EU-beleid. Het is er nog heel vroeg voor, en het is slechts een momentopname, maar volgens de laatste peiling zouden de anti-EU-partijen na de verkiezingen 22,1% van de zetels behalen – een bescheiden stijging. (Figuur 1) Om kans te zien op een machtsovername, moeten ze hun huidige geschatte aanhang zowat verdubbelen – wij zien dat nog niet gebeuren.
In het verleden hebben de kiezers de Europese verkiezingen wel eens voor proteststemmen gebruikt, en dus zouden we er niet van opkijken als de populistische partijen het in de Europese verkiezingen beter doen dan in de nationale. Maar afgezien van hun mogelijke vooruitgang is het hoogst onwaarschijnlijk dat de wetgevingsagenda van het Europees Parlement wordt veranderd door de opkomst van het populisme.
Tussen nu en de stembusgang komen er bij een aantal partijen nog wel wat verschuivingen; hoe die er dan uitzien zal de toekomst moeten uitwijzen. Zo gaan er misschien partijen met verschillende agenda’s samen in zee. Dit zou niet de eerste keer zijn. Bij de laatste verkiezingen nam de EVP de populistische Hongaarse leider Viktor Orban op, en ALDE deed hetzelfde met de populistische Tsjechische leider Andrej Babiš. Het komt ons echter voor dat allianties tussen de meest extreme populisten en centristen – wie meer macht wil is daarop wellicht aangewezen – een recept zijn voor dadeloosheid, en niet voor radicalisme. Onenigheden binnen de coalities bemoeilijken het aannemen van wetgeving, zoals op nationaal niveau al is gebleken in Spanje, Italië en elders. Dus zelfs als de populisten het er goed vanaf brengen, lijkt dat ons niet zoveel te betekenen te hebben voor de richting die de EU-regelgeving zal inslaan.
Tegen mei komt er meer duidelijkheid. Wat de uitslag van de Europese verkiezingen ook brengt, het grote schrikbeeld van een populistische machtsovername blijft volgens ons wel een waanbeeld. Wij verwachten dat alle uitslagen die beter zijn dan wat alom wordt gevreesd de onzekerheid zullen verdrijven en dat zal aandelen uit de eurozone ten goede komen.
Figuur 1: EU-partijen en actuele peilingen
Fisher Investments Nederland is het Nederlandse bijkantoor van Fisher Investments Europe Limited. Fisher Investments Nederland is ingeschreven bij de Nederlandse Kamer van Koophandel onder nummer 57731446. Als Nederlands bijkantoor van Fisher Investments Europe Limited staat Fisher Investments Nederland onder toezicht van de Britse toezichthouder FCA en, op basis van kennisgeving, van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Fisher Investments Europe Limited is geautoriseerd en gereguleerd door de Britse toezichthouder Financial Conduct Authority (FCA-nummer 191609). Het is geregistreerd in Engeland (ondernemingsnummer 3850593). Fisher Investments Europe Limited heeft als maatschappelijke zetel: 2nd Floor, 6-10 Whitfield Street, London, W1T 2RE, Verenigd Koninkrijk.
Fisher Investments Europe Limited besteedt het portefeuillebeheer uit aan zijn moedermaatschappij, Fisher Asset Management, LLC, dat opereert onder de naam Fisher Investments, gevestigd is in de VS en onder toezicht van de Amerikaanse Securities and Exchange Commission staat. Beleggen op de beurs brengt het risico van verlies met zich mee en er is geen garantie dat het belegde kapitaal geheel of gedeeltelijk terugbetaald zal worden. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie of betrouwbare indicatie van toekomstig rendement. De waarde en opbrengst van de beleggingen volgen de schommelingen van de wereldwijde aandelenmarkten en van de internationale wisselkoersen.
[i] Bron: FactSet, 14/3/2019. Op basis van de relatieve performance van de MSCI EMU met nettodividenden en de MSCI World met nettodividenden, 31/12/2016 – 31/12/2017.
[ii] Het aantal parlementsleden per lidstaat is ruwweg evenredig met het bevolkingsaantal, al kan geen enkel land minder dan 6 of meer dan 96 leden hebben.
[iii] Bron: Politico, 15/3/2019.