Twee weken geleden publiceerden we het eerste deel in een serie van vier artikelen over de werking van technische analyse. Daarin gaven we een basale uitleg van de werkwijze van technisch analisten. Deze week deel 2, waarin we dieper ingaan op één van de twee vormen van technische analyse.
In het eerste deel van deze serie van vier artikelen is de definitie van technische analyse (TA) beschreven, alsmede de veronderstellingen waarop de methode gebaseerd is. Ook is er kort aandacht besteed aan de twee vormen van TA, chartreading en indicatoranalyse. In dit deel staan we uitgebreider stil bij chartreading, ook wel grafieklezen genoemd. De eerste keuze die de chartreader moet maken is welke type grafiek te gebruiken. Vervolgens moeten er trends in de koersen worden ingetekend. Verder hanteert chartreading een onderscheid tussen omkeer- en continuatiepatronen.
Stap 1
Soorten grafieken
Bij TA worden verschillende grafiektypen gebruikt. De bekendste zijn de lijn-, bar-, candle- en point-and-figure-grafiek. Bij een lijngrafiek worden de slotkoersen van een bepaalde periode, bijvoorbeeld op uur-, dag- of weekbasis, met elkaar verbonden. Bij de barchart wordt de hoogste, laagste, openings- en slotkoers in één patroon afgebeeld, in de vorm van een ‘bar’. De bar bestaat uit een verticaal streepje waarbij de bovenkant de hoogste koers en de onderkant de laagste koers van een periode aangeeft. Er worden ook twee (kleinere) horizontaal liggende streepjes afgebeeld, ter linkerzijde (openingskoers) en ter rechterzijde (slotkoers) van het verticale streepje. Zo wordt direct zichtbaar hoe de koers gedurende de periode heeft bewogen. Als de openingskoers zich bijvoorbeeld dicht tegen de onderkant van het verticale streepje bevindt, terwijl het horizontale streepje ter rechterzijde bovenaan tegen het verticale streepje ligt, dan is de koers laag geopend en hoog gesloten, een teken van kracht. Candlesticks werken met hetzelfde principe, maar gaan nog veel verder: ze geven ook direct koop- en verkooppatronen weer (zie rechterpagina). Point-and-figure charts zijn bijzondere grafieken waarbij de tijd geen rol speelt: er worden alleen kruisjes neergezet als de koers met een minimale waarde stijgt (of nulletjes bij een bepaalde absolute daling).
Hangingman
De tegenhanger van de hammer is de hanging man: een candlestick met een kleine body en een lang lontje aan de onderkant, die zich echter vormt na een aantal dagen van stijging.
Logaritmisch
Voor lange historische perioden worden logaritmische procentuele grafieken gebruikt. De stijging van €10 naar €11 wordt dan even groot afgebeeld als die van €1000 naar €1100 (beide 10%).
Daggrafiek
De daggrafiek is de meest toegepaste koersgrafiek. De analyses verschaffen koersprognoses voor de komende weken tot maanden.
Tickgrafiek
De tickchart kent geen vaste periode, zoals een uur of dag. Iedere nieuwe koers (’tick’) wordt in een lijn met de vorige ’ticks’ afgebeeld.
Stap 2
Trendanalyse
De basis van chartreading is de trendanalyse. Deze vindt plaats aan de hand van de bestudering van toppen en bodems in de koers. Zodra er steeds hoger liggende bodems en toppen zijn waar te nemen, wordt van een opwaartse trend gesproken. En vice versa: een neerwaartse trend is zichtbaar als de toppen en bodems steeds lager liggen. Als het patroon van toppen en bodems anders wordt – er vormt zich bijvoorbeeld een lagere top in een opwaartse trend – worden de eerste signalen gegeven voor een mogelijke trendomkeer (zie stap 3) of van een tijdelijke pauze in de trend (zie stap 4). Charles Dow, de grondlegger van de TA, had een specifieke manier van trendanalyse. Hij onderscheidde twee vormen van een trendomkeer. Bij de ‘failure swing’ maakt de koers een lagere top. Als de koers dan onder de laatste bodem zakt, is de opwaartse trend geschonden. Bij de ‘nonfailure swing’ maakt de koers nog wel een hogere top, maar zakt hij vervolgens onder de laatste bodem. Sommige Dow-aanhangers zeggen dat er al een verkoopsignaal ontstaat zodra de koers onder de laatste bodem zakt. Anderen zoeken meer bevestiging. Zij willen ook eerst nog een lagere bodem zien.
Stap 3
Omkeerpatronen
In de TA wordt een aantal omkeerpatronen onderscheiden. De bekendste zijn: de (omgekeerde) hoofd-en-schoudersformatie, de dubbele of drievoudige top (of bodem), de rounding top (of bodem), de broadening formation, de diamantformatie en de V-spike (top of bodem). In de meeste TA-boeken staan deze patronen uitgebreid beschreven (zie voor een afbeelding van de hoofd-en-schouders als toppatroon de grafiek op de rechterpagina). Men verwijt de analisten van koerspatronen weleens subjectief te zijn, maar dat is niet helemaal terecht. De vaststelling van koerspatronen vindt plaats aan de hand van strikte regels. In de Encyclopedia of Chart Patternsworden tientallen koerspatronen beschreven en getest op hun werking. Er zijn patronen die een hoge mate van statistische betrouwbaarheid hebben, zoals de hoofd-en-schoudersformatie.
[su_accordion]
[su_spoiler title=”V-spike”]
Een V-spike is een van de meest spectaculaire koersbewegingen. V-spikes zijn bovendien eigenlijk alleen maar achteraf waar te nemen. Bij een V-spike-bodem daalt de koers in korte tijd heel hard (meer dan 10%), om daarna in korte tijd weer even hard te herstellen. Achteraf gezien was er dus loos alarm. Als de koers weer hersteld is, ontstaat een koopsignaal als de koers weer uitstijgt boven het punt waar de daling begon.[/su_spoiler]
[su_accordion]
[su_spoiler title=”Broadening formation”]
De broadening formation is een toppatroon waarbij de toppen steeds hoger komen te liggen, maar de bodems steeds lager. Feitelijk vormen die lager liggende bodems het bewijs dat de opwaartse trend in gevaar is. Dergelijke patronen zien we vaak aan het eind van een lange opwaartse trend. Er zijn dan kopers die er nog steeds in geloven, maar bepaalde beleggers wachten bij correcties ook steeds langer voordat ze instappen. [/su_spoiler]
[su_accordion]
[su_spoiler title=”Driehoek”]
Driehoeken zijn de bekendste pauzepatronen in de TA. Er zijn drie soorten: opwaartse, neerwaartse en neutrale driehoeken. In een neutrale driehoek liggen toppen steeds lager en bodems steeds hoger: de koersen bewegen naar elkaar toe. Volgens de regels van de TA zou de koers ongeveer op driekwart van het patroon moeten uitbreken. Er zou gehandeld moeten worden in de richting van de uitbraak, dus kopen bij opwaartse uitbraak.[/su_spoiler]
[su_spoiler title=”Koersdoelen”]
Na de voltooiing van een koerspatroon is het mogelijk een koersdoel af te geven. Stel, er wordt een hoofd-en-schoudersformatie, als toppatroon, voltooid (zie grafiek links), dan moet het hoogteverschil – van de top van het patroon (hoogste koers van het hoofd) en de neklijn – afgetrokken worden van de uitbraakkoers (daar waar de koers onder de neklijn zakt). Dit wordt ook wel de klap-en-flap-methodiek genoemd.[/su_spoiler]
[su_spoiler title=”Testen koerspatronen”]
Het ontdekken van koerspatronen wordt nog weleens als subjectief beschouwd. ‘It’s all in the eye of the beholder’, zeggen critici. Maar koerspatronen moeten wel degelijk aan bepaalde regels voldoen. Dan zijn ze ook testbaar. Zo toonden Lo (professor aan MIT), Mamaysky en Wang in het Journal of Finance aan dat de toepassing van een met computerregels bepaalde hoofd-en-schoudersformatie tot significante outperformance leidt.[/su_spoiler]
Stap 4
Continuatiepatronen
Continuatiepatronen duiden niet op een trendomkeer, maar op een consolidatie of pauze in de koers. Beleggers komen na een flinke koersbeweging op adem, om daarna de oorspronkelijke trend weer op te pakken. Continuatiepatronen vormen zich doorgaans over een kortere tijdsperiode dan omkeerpatronen. In de daggrafiek zien we dat continuatiepatronen doorgaans in enkele dagen of weken ontstaan. Omkeerpatronen kunnen daarentegen in de daggrafiek soms wel maanden in beslag nemen. De bekendste continuatiepatronen zijn driehoeken, vlag-, wimpel- en wigpatronen. Dergelijke patronen kenmerken zich door een koers die zich in een steeds nauwere bandbreedte beweegt, waarbij de toppen doorgaans steeds lager liggen en de bodems steeds hoger. De meeste continuatiepatronen worden ook wel halfmastpatronen genoemd, omdat ze zich doorgaans halverwege een bepaalde trend (op- of neerwaarts) vormen.
Candlestick
De candlestick is vergelijkbaar met een barchart, alleen wordt de ‘body’ zwart gemaakt als de slotkoers lager ligt dan de openingskoers of wit als de slotkoers hoger is. Candlesticks zijn door Japanners bedacht om rijstkoersen inzichtelijker te maken. Er bestaan talloze patronen, zoals de hammer, een candlestick met een kleine body en lang lontje aan de onderkant. Als deze zich vormt na een aantal lager liggende candlesticks, wordt dit gezien als koopsignaal.
Lees ook: Wat is de werkelijke waarde van TA?