Voor beleggers in Amerikaanse aandelen is een hoog dividendrendement waarschijnlijk niet het belangrijkste koopargument. Toch is er nog best een rol voor hoogrenderende aandelen in de portefeuille.
Deze week tikte de S&P 500, de belangrijkste beursindex ter wereld, weer een nieuw record aan. Over de afgelopen twaalf maanden leverde de Amerikaanse beursindex een totaalrendement op van +18,4% in dollars. Nog geen anderhalf procentpunt van dat rendement was afkomstig van herbelegd dividend. Het is dan ook begrijpelijk dat beleggers in Amerikaanse aandelen meer oog hebben voor koerswinst dan voor dividendrendement. Toch zijn er wel degelijk omstandigheden voor te stellen waarin aandelen met een hoog dividendrendement een toegevoegde waarde hebben.
Dat is niet alleen mijn mening, als beheerder van de Hoogdividendportefeuille misschien niet geheel verrassend, maar ook die van dividend- en factorspecialist George Valantasis van indexaanbieder S&P Dow Jones Indices. Bijvoorbeeld in tijden van marktstress of veranderingen in het rentebeleid van de Federal Reserve biedt dit type aandelen een spreidingsvoordeel.
Valantasis zette de prestaties van de S&P 500 High Dividend Index tijdens verschillende perioden van stevige koersverliezen van de afgelopen dertig jaar af tegen die van de brede S&P 500 Index. Deze hoogdividendindex vierde medio september zijn tiende verjaardag, maar is later door de indexaanbieder terug gerekend tot 1991. De S&P 500 High Dividend Index is een gelijk gewogen index die bestaat uit de tachtig aandelen uit de S&P 500 met het hoogste dividendrendement. Dat dividendrendement ligt met bijna 4,7% beduidend hoger dan de nog geen 1,2% van de S&P 500.
Koersdalingen
De S&P Dow Jones Indices-specialist vergeleek de prestaties van beide indices tijdens tien perioden van grote koersdalingen. Van de LTCM-crisis in 1998 naar de coronacrisis van 2020 tot de onrust over de handelstarieven van begin april. In acht van de tien gevallen presteerde de S&P 500 High Dividend Index beter dan de brede index. De twee uitzonderingen waren de grote financiële crisis van 2007-2009 en de coronacrisis van 2020. Veruit de meest opvallende periode was de implosie van de technologiebubbel in de jaren 2000-2003. Toen daalde de S&P 500 Index 43,8%, maar wonnen de hoogdividendaandelen 22,2%.
De gemiddelde ‘drawdown’, het maximale verlies van piek naar dal, in die tien crisisperioden was 19,8% voor de S&P 500 tegen zo’n 12% voor de hoogdividendindex. Laatstgenoemde is ook nog eens heel aantrekkelijk gewaardeerd, volgens de data van S&P Dow Jones Indices. Op basis van het gemiddelde van de koers-boekwaarde-, koers-omzet- en koers-winstverhouding bedraagt de onderwaardering van de S&P 500 High Dividend Index liefst 52% ten opzichte van de brede index. Maar dat is al bijna zes jaar het geval, sinds de versnelling van de opmars van de Amerikaanse technologie-aandelen waardoor de weging van deze sector in de brede index is opgelopen van ruim 20% eind 2018 tot bijna 35% nu.
Samen met de hoge waardering en het lage dividendrendement is dit ‘concentratierisico’ een belangrijk argument in het voordeel van de (gelijk gewogen) hoogdividendindex, aldus Valantasis. Daar is zeker wat voor te zeggen, de sector Technologie heeft namelijk slechts een weging van 1,3% in de S&P 500 High Dividend Index. Helemaal vrij van concentratierisico op sectorniveau is deze index echter ook weer niet. Vastgoed en Consumer Staples hebben een gezamenlijke weging van 39% maar dat zorgt wel voor een echt ander profiel dan dat van de brede index.