De meeste beleggingsfondsen hebben een open-end-structuur. Dat wil zeggen dat het fonds de verplichting heeft om doorlopend eigen aandelen in te kopen of uit te geven, afhankelijk van de vraag en het aanbod van beleggers. De koers zal altijd rond de intrinsieke waarde noteren.
Op slot
Een open-end-structuur is geschikt voor fondsen met liquide beleggingen. Wanneer de onderliggende beleggingen niet goed verhandelbaar zijn, kan een open-end-fonds moeilijk aan zijn inkoopverplichting voldoen. Dit zagen we bijvoorbeeld bij een aantal Britse open-end-vastgoedfondsen in 2016. Die gingen na het Brexitbesluit op slot, nadat beleggers massaal hadden geprobeerd om uit te stappen.
Voor vastgoed of andere lastig te verhandelen beleggingen is een closed-end-structuur daarom veel beter. Het aantal uitstaande aandelen staat hier in beginsel vast en kan alleen via een emissie worden vergroot. Maar dat betekent ook dat de koers significant kan afwijken van de intrinsieke waarde, wat nadelig kan uitpakken voor beleggers die op een slecht moment hun positie willen liquideren.