Hoe ga ik om met lage liquiditeit?
Beleggers staan niet vaak stil bij liquiditeit. Vaak wordt er pas aandacht aan besteed als er te weinig van is, en dan is het al te laat. Met liquiditeit wordt de mate bedoeld waarin een bepaald effect te verhandelen is: kan er snel een grote hoeveelheid aandelen, obligaties of andere producten verhandeld worden zonder substantiële concessies aan de prijs te doen? Het verschil tussen de bied- en laatprijs en de hoeveelheden (volume) in het orderboek bepalen de mate van liquiditeit.
Het is een voordeel als een belegging snel tegen een redelijke prijs verkocht kan worden. Bij veel aandelen kan dit binnen seconden of minuten, zonder groot koersverlies. Een tweede huis is bijvoorbeeld veel minder snel te verkopen, en is dus niet liquide. Dit geldt ook voor veel private equity-investeringen en andere beleggingsvormen waar de belegger niet zomaar uit kan stappen. Aandelen, obligaties en ETF’s zijn vaak wel (erg) liquide. Er zijn wel grote onderlinge verschillen tussen de immense aantallen verschillende effecten. Algemeen geldt dat voor particuliere beleggers liquiditeit vooral bij verkoop belangrijk is. Lukt het niet om een aandeel te kopen, dan is dat geen echt probleem, met uitzondering van een shortpositie die teruggekocht moet worden.
Als het niet lukt effecten tegen een redelijke prijs te verkopen op het moment dat dit gewenst is, kan dat vervelende consequenties hebben. Daarom is het belangrijk dat vooral in moeilijke tijden, zoals in 2008 en 2009, in elk geval een deel van de effecten in portefeuille voldoende liquide is. Juist in dit soort slechte tijden is immers de kans groter op financiële tegenslag, bijvoorbeeld door ontslag. Ook als er in de portefeuille met een hefboom gewerkt wordt, kan het zijn dat posities gesloten moeten worden. Als door tegenslag een deel van de portefeuille verkocht moet worden, is het extra vervelend als dat ook nog eens tegen bodemprijzen gaat omdat er op dat moment te weinig liquiditeit is.
Les 1
Bepaal de liquiditeitseisen
Veel beleggers zullen op een gegeven moment een deel van de portefeuille willen of moeten verkopen. Daarom is het handig om de portefeuille specifiek door te lichten op liquiditeit. Let er daarbij vooral op welke effecten onder moeilijke omstandigheden lastig te verkopen zullen zijn. Zo zijn aandelen van de kleinste beursfondsen ook onder normale omstandigheden al niet heel liquide: soms gaan er een paar dagen voorbij zonder transactie. In moeilijke tijden kan het verkopen van zulke aandelen dus betekenen dat er een flinke scheut water bij de wijn gedaan moet worden om er vanaf te komen. Een bekend voorbeeld van toekomstige benodigde liquiditeit is het pensioen: hoe dichterbij dit komt, hoe belangrijker het is om te letten op de liquiditeit van de beleggingen.
Les 2
Zorg voor een liquide buffer
Omdat de toekomst onvoorspelbaar is, is het niet onverstandig om een deel van de portefeuille in cash aan te houden. Het achter de hand houden van cash kan ook voorkomen dat posities gedwongen gesloten moeten worden, wat meestal een fors verlies betekent. Verder geeft het de ruimte om te kopen op momenten dat veel andere beleggers juist aan het verkopen zijn. Beleggers die in 2008 en 2009 niet alles hebben verkocht, en/of juist hebben bijgekocht, hebben het uiteindelijk beter gedaan dan beleggers die op bodemprijzen verkocht hebben en daarna langs de zijlijn zijn gebleven.
Cash heeft wel als nadeel dat het rendement erop eigenlijk per definitie laag is. Het aanhouden van een cashbuffer heeft dus een negatief effect op het rendement van de totale portefeuille. Daar staat echter tegenover dat cash geen verlies oplevert als de beurzen onderuit gaan.
Les 3
lage liquiditeit = hoger rendement
In principe is meer liquiditeit te prefereren boven minder liquiditeit. Lage liquiditeit zadelt beleggers op met het risico dat een belegging niet op het gewenste moment tegen de gewenste prijs verkocht kan worden. Het nemen van risico’s is iets waar elke belegger voor beloond wil worden, in de vorm van een hoger verwacht rendement. Dus hoe lager de liquiditeit van een belegging is, hoe hoger het te verwachten rendement zou moeten zijn. Sommige obligaties voldoen op dit moment niet aan deze eis. Vanwege de zoektocht van beleggers naar een zo hoog mogelijke opbrengst, hebben veel leningen van minder kredietwaardige bedrijven een vrij laag rendement. Dit zijn leningen die in een situatie zoals die zich in 2008/2009 voordeed, niet makkelijk te verkopen zullen zijn omdat dan de risicoaversie groot zal zijn. Voor dat risico moet een belegger gecompenseerd worden, en dat is nu lang niet altijd het geval. Ook de liquiditeit van bepaalde staatsobligaties laat te wensen over, gegeven het te behalen rendement. Door de massale opkoopprogramma’s van centrale banken is het aantal partijen dat actief handelt in deze leningen kleiner geworden. Als de centrale bank ophoudt met kopen, zou het nog wel eens lastig kunnen worden om van deze obligaties af te komen, mocht dat nodig zijn.
Lees ook: Hoe ga ik om met rentestijging?