Vijf duurzame toppers die klaar zijn voor de volgende fase
Er is al heel veel gezegd en geschreven over duurzaam beleggen. Maar sinds 10 maart moeten grote fondshuizen laten zien of, en vooral hoe, ze dat eigenlijk doen. Het regelpakket Sustainable Finance Disclosures Regulation (SFDR) geeft fondsen de mogelijkheid om op twee verschillende manieren een groen stempel te halen. En onderzoek van Morningstar wijst erop dat vermogensbeheerders daar veel waarde aan hechten. De fondsonderzoeker hield ongeveer de helft (5695) van alle fondsen met een notering in Luxemburg – de grootste Europese fondsmarkt – tegen het licht. Meer dan één op de vijf valt onder SFDR, en als je kijkt naar de totale waarde van het fondsvermogen is dat zelfs een kwart. Op basis van die cijfers is in Europa nu al €2,5 bln op duurzame wijze belegd. En dat bedrag gaat de komende maanden nog flink stijgen.
Een van de zaken die opvallen, is dat er enorme verschillen zijn tussen hoe groen de verschillende fondshuizen zijn. De lijst van Morningstar wordt aangevoerd door de specialistische beleggingsboetieks SPP, Mirova, Swisscanto en KLP. Ook het Rotterdamse Robeco staat in de top-5. Maar liefst 96% van het totale fondsvermogen van dit vijftal valt onder artikel 8 en 9 van de duurzame regelgeving. Het verschil tussen beide artikelen zit vooral in de wijze waarop duurzaamheid in de beleggingsstijl van een fonds is verweven. Fondsen die bij het samenstellen van de portefeuille rekening houden met milieu en maatschappij vallen onder artikel 8. Dit wordt ook wel omschreven als ‘lichtgroen’. Onder artikel 9 vallen de ‘donkergroene’ beleggingsstrategieën die specifiek als doel hebben om bepaalde duurzame knelpunten aan te pakken.
Het nieuwe normaal
Het overgrote deel van de duurzame beleggingen in Europa valt nu nog onder artikel 8. Het totale vermogen dat zo belegd wordt, is acht tot tien maal groter dan het deel dat valt onder artikel 9. Volgens Morningstar is de instroom in deze laatste groep fondsen ongeveer even groot als in de artikel 8-fondsen, dus naar verhouding groeit het ‘donkergroene’ segment veel sneller. Dat past volledig in het beeld van de ontwikkeling die duurzaam beleggen doormaakt. In plaats van een nichemarkt – waarbij beleggers nog bang waren dat een focus op milieu en maatschappij misschien ten koste ging van het rendement – is het uitgegroeid tot het nieuwe normaal.
In dit opzicht draaien de schijnwerpers al snel naar het grote klimaatvraagstuk dat nu alle aandacht krijgt: CO2-uitstoot. Deze factor wordt zelfs door de Europese Commissie specifiek genoemd als voorbeeld van beleggingen die onder artikel 9 vallen. De keerzijde van die focus is dat veel andere thema’s op het gebied van milieu en maatschappij ondersneeuwen. Daar komt bij dat de waarderingen van aandelen in de segmenten groene elektriciteit en efficiënt energieverbruik al flink zijn opgelopen. Met het oog op het enthousiasme waarmee de fondsindustrie SFDR omarmt, kan het de moeite lonen om alvast op zoek te gaan naar aantrekkelijk gewaardeerde aandelen binnen artikel 9-thema’s die los staan van het inperken van de CO2-uitstoot.
Een duurzaam kompas
Er is nog geen vaste formule waarmee eenduidig te selecteren valt wanneer een fonds aanspraak kan maken op het predikaat artikel 9. Er is de Europese Commissie namelijk veel aan gelegen om vaart te maken bij het invoeren van duurzame regelgeving. De implementatie van richtlijnen voor het scherper begrenzen van de verschillende beleggingsvormen volgt naar verwachting pas in 2023. Sommige fondshuizen hebben al speciale modellen ontwikkeld om te beoordelen of een aandeel in aanmerking komt voor artikel 9. Vaak vormen de zogeheten duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) het kompas in deze modellen.
Een gevolg van de nieuwe wetgeving is dat beleggingsinstellingen op zoek gaan naar andere duurzame criteria om over te rapporteren. Goede voorbeelden zijn het tegengaan van verspilling (SDG 12: verantwoorde consumptie en productie) of leven in het water (SDG 14) of op het land (SDG 15). Voorlopig is het echter behoorlijk lastig om doelen met politiek geformuleerde ambities te vertalen naar de beleggingswereld. In sommige gevallen – zoals SDG 17: partnerschap om de doelen te bereiken – zal dat mogelijk zelfs nooit lukken.
Nomad Foods | Voedselverspilling aanpakken
Veel van deze doelen zijn onderling met elkaar verbonden. Een goed voorbeeld zijn SDG 2 (geen honger) en SDG 12 (verantwoorde consumptie en productie). Hoewel in theorie elke voedselproducent een bijdrage levert aan het bestrijden van honger, moet een onderneming echt een stap verder gaan om in aanmerking te komen voor artikel 9. Een goed voorbeeld daarvan is Nomad Foods (NOMD), dat in 2019 al werd getipt. De Britse onderneming heeft een beursnotering in de VS en is de grootste fabrikant van diepvriesvoeding in Europa, onder meer via het merk Iglo. Met het oog op SDG 12 gaat het bedrijf de verspilling in de periode tot 2030 halveren. Bovendien was Nomad een van de eerste ondernemingen die rapporteerden over specifieke duurzame factoren, zoals de hoeveelheid voeding die er verloren gaat bij verwerking en vervoer.
De onderneming is ook vanuit financieel oogpunt een goede investering. In het lopende jaar kan de winst per aandeel met ongeveer 13% groeien naar $1,85. Daarmee betalen beleggers iets minder dan 16 maal de winst. Nomad Foods keert nog geen dividend uit, maar daar kan binnen enkele jaren verandering in komen, gelet op de snelheid waarmee de verhouding nettoschuld/ebitda (nu 2,5) daalt.
Bakkafrost | Alternatief voor overbevissing
Bakkafrost zit een stap eerder in de keten. Het bedrijf staat genoteerd aan de beurs van Oslo, maar de onderneming rapporteert in Deense kronen en het zwaartepunt van de activiteiten ligt op de Faeröer-eilanden. Daar exploiteert Bakkafrost een serie zalmkwekerijen. Behalve aan de eerder genoemde doelen, levert het bedrijf ook een bijdrage aan SDG 14: leven in het water. Door overbevissing is de zalmpopulatie te klein om op duurzame wijze te vangen. Hoewel er aan kweekzalm verschillende nadelen kleven – waaronder gevoeligheid voor parasieten zoals zeeluizen – is de milieu-impact daarbij veel kleiner dan bij het vangen van wilde vis. Dat geldt helemaal voor de zalm van Bakkafrost, dat de laatste jaren veel geïnvesteerd heeft in de ontwikkeling van duurzame voeding.
Het bedrijf profiteert van een groeiende vraag naar vis, zoals zalm, die goede voedingsstoffen bevatten zoals vetzuren. De CO2-uitstoot van zalmkwekerijen ligt bovendien een stuk lager dan die van de vleesindustrie. Met name in Schotland gaat de productie van Bakkafrost stevig toenemen, door de oplevering van nieuwe faciliteiten in 2022 en 2023. Hierdoor kan de omzet met gemiddeld meer dan 20% toenemen. De winst groeit naar verwachting zelfs aanzienlijk sneller. Hierdoor krijgt het bedrijf de ruimte om de nu al lage nettoschuldpositie (1,1 maal de ebitda) verder af te bouwen, of om het dividendrendement (0,9%) snel op te schroeven.
UPM-Kymmene | Hout als supermateriaal
Het Finse UPM-Kymmene loopt net zoals Nomad voorop bij het tegengaan van verspilling. De onderneming richt zich daarbij echter op een volledig ander vlak. UPM exploiteert 870.000 hectare bosgrond in eigen land, in Uruguay en in de Amerikaanse staat Minnesota. De opbrengst werd in het verleden bijna volledig verwerkt tot papier voor kranten, tijdschriften, verpakkingen en nog veel meer. Duurzame bosbouw draagt bij aan SDG 15: leven op land. Maar door een strategiewijziging die ruim tien jaar geleden werd ingezet, scoort UPM ook heel goed wat betreft het tegengaan van verspilling (SDG 12). De onderneming heeft een proces ontwikkeld waarmee houtafval omgezet kan worden in biodiesel. De CO2-uitstoot daarvan ligt 80% lager dan bij de fabricage met fossiele brandstoffen.
De ontwikkeling en bouw van deze raffinaderij was voor UPM een aanjager voor meer innovatie. Elke grondstof die met fossiele brandstof gemaakt wordt, kan volgens de onderneming namelijk ook met hout gefabriceerd worden. Die stelling brengt het concern in praktijk met een nieuwe faciliteit in Finland, waar onder meer recyclebaar plastic wordt gemaakt voor bijvoorbeeld melkpakken. Op korte termijn worden de resultaten beïnvloed door de bewegingen van de hout- en papierprijs, maar onder de huidige marktomstandigheden kan de omzet de komende jaren met gemiddeld 5% tot 10% omhoog gaan. UPM heeft nauwelijks schulden en kan het dividend (4% rendement) laten meegroeien met die omzetstijging.
Befesa | Duurzaamheidsslag in metaalindustrie
Lang niet alle productieprocessen zijn echter zo duurzaam als de slimme oplossingen van UPM. Voor veel zaken is nog geen klimaatvriendelijk alternatief waar een betaalbaar prijskaartje aan hangt. Een voorbeeld is de productie van staal en aluminium. Het maakt echter een groot verschil als deze processen duurzamer verlopen. Dat is het werkterrein van Befesa. De Duitse onderneming ruimt afval zoals staalstof en aluminiumslakken op. Een groot deel daarvan wordt verwerkt in nieuwe producten. Op dit vlak heeft Befesa de wind in de rug van steeds strengere milieuwetgeving in veel landen. Een andere gunstige factor zijn de oplopende prijzen van industriële grondstoffen. Hierdoor groeide de omzet in het eerste kwartaal met 8% naar €192,6 mln, hoewel er iets minder grondstoffen verwerkt werden.
In de toekomst kan de groei komen van een oplopende capaciteitsgraad (nu 89%), oplopende grondstofprijzen en expansie in China. Na een omzetsprong van circa 25% dit jaar, kan dat percentage in komende jaren rond de 10% liggen. Hoewel Befesa daarmee een mooie, duurzame dividendgroeier kan worden, moeten beleggers er rekening mee houden dat de resultaten beïnvloed worden door de cyclische grondstofmarkten.
Storebrand | Groene voorloper
De resultaten van Storebrand laten zich daarentegen behoorlijk goed voorspellen. Het bedrijf is de grootste aanbieder van pensioentoepassingen op de Noorse thuismarkt. Daarnaast biedt de onderneming in verschillende Noordwest-Europese landen spaarproducten aan. Storebrand heeft tevens een verzekeringsdivisie.
Het bedrijf heeft een beheerd vermogen van ruim €90 mrd, waarvan het grootste deel al lange tijd wordt belegd met het oog op het gang brengen van duurzame verandering. Daarmee is Storebrand veel beter voorbereid op nieuwe duurzame regelgeving dan veel sectorgenoten.
De Europese pensioen- en verzekeringsmarkt is echter behoorlijk volwassen, zodat beleggers op niet veel meer mogen rekenen dan een gemiddelde winstgroei van 5 tot 8%. Het dividendrendement van 4,4% maakt echter heel veel goed. De uitkering is sinds 2017 ruimschoots verdubbeld en ook in de toekomst ligt er nog volop ruimte voor verdere groei. Dat maakt het aandeel tot een veelbelovende investering, ook al gezien de voortrekkersrol van Storebrand in de nieuwe wijze van duurzaam beleggen.
Conclusie
Nieuwe SFDR-regelgeving leidt ertoe dat beleggers op een andere manier naar duurzaam beleggen gaan kijken. In de professionele wereld verschuift de focus van bedrijven waarvan de activiteiten niet leiden tot verergering van de milieu- en maatschappelijke problemen, voor een deel naar ondernemingen die actief bijdragen aan het verbeteren van deze knelpunten. Deze omslag van licht- naar donkergroen, maakt Nomad Foods, Bakkafrost, UPM-Kymmene, Befesa en Storebrand tot aantrekkelijke beleggingen.
Aandeel | Beurs | Koers | Beurswaarde | k/w 2021 | Dividendrendement 2021 |
Bakkafrost | Oslo | NOK659,80 | €3,9 mrd | 26,8 | 0,9% |
Befesa | Frankfurt | €58,90 | €2,0 mrd | 21,0 | 2,2% |
Nomad Foods | NYSE | $29,26 | €4,3 mrd | 15,8 | – |
Storebrand | Oslo | NOK81,20 | €3,8 mrd | 14,2 | 4,4% |
UPM-Kymmene | Helsinki | € 32,57 | €17,4 mrd | 18,3 | 4,0% |
Peildatum: 29 april