Dreigt er een valutaoorlog?
De Amerikaanse minister van Financiën, Steve Mnuchin, gaf vorige week de dollar een tik door op het World Economic Forum in Davos te melden dat hij geen problemen heeft met een zwakke dollar omdat die goed is voor de handel. IMF-voorzitter Christine Lagarde uitte direct haar zorgen over de uitspraken van Mnuchin.
Dollar in de uitverkoop
Toch werd de soep minder heet gegeten dan die door Mnuchin werd opgediend. Zijn opmerking over de zwakte van de dollar was uit een bredere context gehaald. Hij had namelijk ook betoogd ‘dat op langere termijn de sterkte van de dollar de kracht van de Amerikaanse economie weerspiegelt’. Niettemin werd de dollar subiet afgedankt. Trump riep de daling vervolgens een tijdelijk halt toe door te melden dat híj uiteindelijk een sterkere dollar wenst.
Een dag later probeerde ECB-voorzitter Mario Draghi tijdens zijn reguliere persconferentie de euro naar beneden te praten. Daarin faalde hij echter. Zijn zorgen beperkten zich namelijk louter tot de volatiliteit van de eenheidsmunt. Reden voor de markt om meer euro’s te kopen en dollars te verkopen.
Storm in een glas water
Door de waarde van de eigen munt naar beneden te praten, proberen landen concurrentievoordeel te behalen. Immers, een zwakkere eigen munt maakt exportproducten goedkoper. Dat zorgt voor stijgende exportcijfers, wat weer leidt tot positieve impulsen voor de eigen economie. Nemen andere landen echter vergeldingsmaatregelen, dan kan dat ontaarden in een valutaoorlog.
De recente retoriek is evenwel slechts een storm in een glas water vergeleken bij de ‘currency wars’ van vroeger. Een van de beroemdste ontstond tijdens de Grote Depressie, in de jaren ‘30 van de vorige eeuw. Landen lieten toen de gouden standaard los, waarmee een einde kwam aan de koppeling van valuta’s aan de waarde van het edelmetaal. Dat leidde tot grote valutadevaluaties.
Ook in het afgelopen decennium zagen we talloze vormen van oorlogvoering, waarbij het niet alleen bij krijgshaftige taal bleef. De VS, Europa en Japan gebruikten, als reactie op de financiële crisis van 2008, opkoopprogramma’s van obligaties en renteverlagingen om hun economieën te stimuleren. Hierdoor vluchtten beleggers, op zoek naar rendement, naar landen en valuta’s met hogere renteopbrengsten.
China kreeg in augustus 2015 veel kritiek na de devaluatie van de yuan. Door de waarde van de munt te drukken, werd het land met goedkope goederen een geoliede exportmachine. In 2016 schokte Japan de markten nog door negatieve rentevoeten in te voeren.
Financiële markten bepalend
Zolang de oorlogshandelingen in valutaland niet verder gaan dan het uiten van grote woorden, bepalen financiële markten uiteindelijk toch de koersen. Daar zijn onder meer (geografische) investeringsbeslissingen en marktpositionering van de kant van beleggers op van invloed, als ook de fundamentals, het fiscaal beleid en de begrotingspolitiek van een land of regio.
Maar valutakoersen laten zich moeilijk voorspellen. Dat de VS laat in de conjunctuurcyclus zit en veel beleggers hun focus verleggen naar bijvoorbeeld Europa, speelt een zwakkere dollar in de kaart. Daarentegen zou de extreem hoge shortpositie die de markt in dollars heeft opgebouwd, net als de verwachte instroom van dollars door overzeese repatriëring van Amerikaanse bedrijfswinsten, juist pleiten voor een aantrekkende dollar.
Het blijft koffiedik kijken. In de tussentijd wacht de valutamarkt op een nieuw verbaal bommetje dat weer onder een van de munten zal worden geplaatst.