Witte vlinders en zwarte zwanen
In de prille ochtend van vrijdag 24 juni leek het of de wereld verging. De onverwacht dramatische uitslag van de Britse volksraadpleging daags ervoor had het einde van de Europese Unie kunnen bezegelen. Maar nog geen drie weken na dato noteert de Footsie in Londen vijf procent boven de slotkoers van donderdag 23 juni, boekt Wall Street het ene hoogterecord na het andere en hebben de Europese effectenbeurzen als groep de schok van de Brexit nagenoeg achter zich gelaten. Enkel in Dublin en Milaan noteren de aandelenmarkten nog duidelijk in de min. Ierse bedrijven staan schaakmat door de waardeval van de pond Sterling en Italiaanse banken worden met hun neus op de feiten gedrukt dat zij dringend werk moeten maken van hun kapitaalstructuur.
Enerzijds is het wel verbazingwekkend dat aandelen zo veel veerkracht vertonen. Achteraf is het overduidelijk dat Brexit een voorgeprogrammeerde zwarte zwaan was. De dalende rentes op de geld- en kapitaalmarkten wijzen beleggers al langer de weg naar aandelen. Het dividendrendement van zakelijke waarden is al een poos hoger dan de couponrente van goudgerande obligaties. En al wordt het aspect van risico vaak vergeten, ook obligaties zijn niet per definitie een veilige belegging. Niettemin ben je met het dividend van kwaliteitsaandelen als belegger toch min of meer verzekerd van een regelmatig inkomen.
Los van het feit dat beleggers meer oog hebben voor het rendement dan voor risico, op de beurs is het vaak óf zwart óf wit. De ene keer is het Risk Off, de andere keer Risk On. Op de beurs staan zwartkijkers en optimisten lijnrecht tegenover elkaar. Neem het bruto binnenlands product van de Verenigde Staten. Optimisten stellen dat de Amerikaanse economie er niet zo slecht voorstaat, gelet op het feit dat het land opkrabbelt uit een diepe recessie. Pessimisten zeggen dan weer dat het groeitempo immer nog ondermaats is.
Echter, zonder zorgen biedt de beurs geen kansen; aandelen beklimmen nu eenmaal een muur van zorgen. Het merendeel van de economen stelt zich openlijk vragen bij het monetaire beleid van centrale banken. Er rust een taboe op gratis geld voor iedereen, omdat het nooit eerder geprobeerd is. De historisch lage rentevoeten en opkoopprogramma’s zijn het laatste redmiddel van centrale banken. Geld moet rollen, dat stimuleert de vraag en op zijn beurt stimuleert dat de economie. Maar wat als dat geen zoden aan de dijk zet? En als wel, hoe keer je het proces om?
Wat tot nog toe gebeurde, is dat de centrale banken de intensiteit van hun opkoopprogramma’s opvoerden als zij niet het gewenste effect sorteerden. Toen de Amerikaanse Federal Reserve ten lange leste zag dat de inkoop van obligaties resultaat opleverde, maakte zij ver van te voren wereldkundig dat het opkoopprogramma geleidelijk aan zou worden afgebouwd. Een abrupt einde had immers alle inspanningen tenietgedaan.
De Europese Centrale Bank koopt echter nog altijd obligaties op. Als die maatregel niet het gewenste resultaat oplevert, dan rest haar niets anders dan het letterlijk uitdelen van gratis geld. Je kan een paard naar het water leiden, maar je kan hem niet leren drinken. Wat doe je dan als centrale bankier? Het ultieme redmiddel is elk inwoner in de eurozone een geldsom te laten toekomen die rechtstreeks op de bankrekening wordt gestort. Op dit moment is dit paardenmiddel een brug te ver, maar wat niet is kan altijd nog komen.
Lees ook: Tien om te zien